1. INLEIDING 2. TOTSTANDKOMING 3. UITGANGSPUNTEN BESTEDINGSPLAN 3.1. Terughoudendheid in besteding: In het kader van de decentralisatie van diverse onderwijstaken naar de lokale overheid krijgen gemeenten met ingang van 1 augustus 1998 de regie en verantwoordelijkheid voor het onderwijs achterstandenbeleid. Met ingang van genoemde datum ontvangen de gemeenten de voormalige rijksmiddelen in de vorm van een specifieke uitkering. Vooruitlopend hierop heeft de gemeente Breda reeds voor het lopende schooljaar 1997-1998 een extra budget ontvangen van 403.929,-. Dit budget maakt vanaf 1 augustus 1998 onderdeel uit van de genoemde specifieke uitkering. Dit extra '1.25-budget' is landelijk vrijgevallen tengevolge van de aanscherping van de definiëring van het zogenoemde 1,25-leerlinggewicht. Dit is een rekeneenheid van het rijk om per school de extra formatie/middelen vast te stellen om aan achterstandsleerlingen met laag opgeleide ouders extra aandacht te besteden. Dit extra budget kent deze oormerking niet meer. De besteding van dit extra budget dient door het gemeentebestuur vastgesteld te worden in een bestedingsplan. De enige door het rijk gestelde inhoudelijke voorwaarde is dat het Landelijk Be leidskader Onderwijsachterstandenbeleid voor de besteding richtinggevend dient te zijn. Voor de specifieke Bredase situatie betekent dit dat de bestedingsvoorstellen passen binnen de kaders van de onlangs door de raad vastgestelde Hoofdlijnennotitie Onderwijsachterstandenbeleid 1997-2002. De bestedingsvoorstellen in dit plan passen binnen beide beleidsdocumenten. Hierna zal voorafgaand aan het feitelijke bestedingsplan ingegaan worden op de totstandkoming ervan en op de uitgangspunten die daarbij gehanteerd zijn. Voorliggend bestedingsplan is in nauw overleg met de Vereniging Onderwijsvoorrangsgebied Breda e.o. (OVG-Breda) en de daarin vertegenwoordigde schooldirecties tot stand gekomen. Vervolgens heeft, overeenkomstig de procedure rondom het Onderwijsachterstandenplan 1998-2002, over dit bestedingsplan een op overeenstemming gericht overleg plaatsgevonden met de Bredase school besturen. De schoolbesturen, vertegenwoordigd door het bestuur van de Schoolraad Breda, heb ben ingestemd met voorliggend bestedingsplan. Deze middelen maken vanaf 1 augustus 1998 onderdeel uit van de specifieke uitkering. De besteding zal derhalve integraal onderdeel uit gaan maken van het Onderwijsachter standenplan 1998-2002. Met de besteding van dit budget in het lopende schooljaar 1997-1998 zal derhalve geanticipeerd moeten worden op de situatie na 1 augustus 1998. Dit is zeer moeilijk omdat op dit moment nog niet helder is welke prioriteiten er na 1 augustus 1998 gesteld gaan worden. Bij de besteding van dit '1.25-budget' is derhalve enige terughoudendheid betracht. Daarom betreft een belangrijk deel van de beste dingsvoorstellen voorstellen die na 1 augustus 1998 gestaakt c.q. omgezet kunnen worden in andere activiteiten. Met het oog op het vorenstaande en omdat het op zo'n korte termijn niet mogelijk is een zinvolle besteding voor het gehele budget te vinden is er tevens voor gekozen nu slechts een deel te bestemmen 284.612,-). Het gaat dan met name om activiteiten die door een gebrek aan middelen niet eerder uitgevoerd konden worden. Het rijk heeft begrip voor deze overwegingen en staat derhalve toe dat de niet bestede middelen doorgeschoven worden naar de planperiode 1998-2002: een bedrag van 119.317,-. Dit voor onderwijsachterstandenbeleid geoormerkte budget wordt toegvoegd aan de specifieke uitkering die de gemeente terzake voor de planperiode 1998-2002 gaat ontvangen. Bestedingsplan 1997-1998 '1,25-Maatregel' -2-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1998 | | pagina 409