huidige uitvoerings organisatie: de OVG-Breda. Gelet op de vele belangen die hierbij een rol spelen en ter waarborging van de zorgvuldigheid is het wenselijk om bij de keuze van een nieuwe uitvoeringsorganisatie OAB een extern organisatie-adviseur in te schakelen. In dit bestedingsvoorstel is een aantal voorstellen van de OVG-Breda niet overgenomen. De reden hiervoor is dat het binnen de huidige context, waarin gesproken wordt over het verbeteren en ver nieuwen van bestaand beleid, niet verantwoord en wenselijk is om nu met deze nieuwe activiteiten te starten. Het risico bestaat namelijk dat deze activiteiten na 1 augustus 1998 gestaakt moeten worden, omdat in het Onderwijsachterstandenplan 1998-2002 andere keuzes gemaakt gaan wor den. Het is niet wenselijk omdat de gemeente bij het maken van de beleidskeuzes in het kader van het Onderwijsachterstandenplan 1998-2002 zo min mogelijk moet zijn belast met beslissingen die momenteel onvoldoende binnen de totale beleidscontext kunnen worden overzien. De mogelijkheid bestaat dat de nu niet gehonoreerde projecten, op basis van een zorgvuldige afweging, alsnog vanaf 1 augustus 1998 gefinancierd gaan worden. De in dit bestedingsplan opgenomen projecten betreffen: eenmalige onderzoeks- en advieskosten (nrs. 2.2., 5. en 6.); projecten die in principe na 1 augustus 1998 gestaakt kunnen worden (nrs. 1.1.3., 1.1.4., 1.1.5., 1.2., 2.1., 3.1. en 4.) en projecten waarvan bij de uitwerking van het Onder wijsachterstandenplan 1998-2002 reeds bij meerdere gelegenheden door alle partijen is aangege ven dat deze projecten na 1 augustus 1998 zouden moeten worden voortgezet (nrs. 1.1.1., 1.1.2. en 2.3.). Overigens geldt dat met name vanuit het veld de voorkeur is uitgesproken om al deze projecten, met uitzondering van de onderzoeks- en advieskosten, in het Onderwijsachterstanden plan 1998-2002 op te nemen. De wenselijkheid en haalbaarheid hiervan zal echter, zoals eerder gezegd, sterk afhangen van de inhoudelijke prioriteitstelling die nog moet plaatsvinden en van de beschikbare middelen die na 1 augustus 1998 beschikbaar zijn. Dit geldt derhalve ook voor de projecten waarvan men nu van mening is dat die na 1 augustus 1998 voortgezet zouden moeten worden. Een bijkomend argument om enige terughoudendheid te betrachten bij de besteding van deze middelen is dat op dit moment nog geen duidelijkheid bestaat over de effecten die de decentralisa tie zal gaan hebben op de omvang van de specifieke uitkering. Het is op dit moment dan ook nog niet met zekerheid te zeggen of Breda over dezelfde hoeveelheid middelen kan blijven beschikken als nu. Deze onzekerheid gekoppeld aan de vele wensen voor nieuwe activiteiten en projecten, rechtvaardigt het besluit om deze extra middelen met enige terughoudendheid in te zetten en de resterende middelen toe te voegen aan het budget voor de planperiode 1998-2002. Bestedingsplan 1997-1998 '1.25-Maatregel' -7 -

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1998 | | pagina 414