Gemeente Breda Raadsvoorstel vervolg Registratienummer 3341 De aanpassing van de staangelden maakt een integraal onderdeel uit van het totale huurprijsbeleid van de woningbouwvereniging Volkshuisvesting Breda en is in overeenstemming met de afspraken zoals deze destijds zijn gemaakt bij het afsluiten van de beheersovereenkomst. Het huurprijsbeleid is te onderscheiden in drie categorieën: a. lager dan de minimaal redelijke huurprijs; b. gelijk aan of hoger dan de minimaal redelijke huurprijs maar lager dan 130% van de minimaal redelijke huurprijs; c. gelijk aan of hoger dan 130% van de minimaal redelijke huurprijs. Het huurprijsbeleid van de woningbouwvereniging - vertaald naar de standplaatsen - is als volgt: ad.a. puntprijs lager dan f 4,66: verhoging 5,5%; ad.b. puntprijs gelijk aan of hoger dan f 4,66 maar lager dan f 6,06: verhoging 3,75%; ad.c. puntprijs gelijk aan of hoger dan f 6,06: verhoging 3,5% (hierbij mag de door de minister vastgestelde maximale redelijke vergoedingenprijs niet worden overschreden) Staangeldbeleid Op basis van deze puntenwaardering blijkt dat het huidige staangeld van alle standplaatsen lager ligt dan de minimaal redelijke vergoedingenprijsDe ruimte tussen actuele vergoeding en minimaal redelijke vergoedingenprijs is ruim voldoende om een verhoging van 5,5% te rechtvaardigen. De woningbouwvereniging Volkshuisvesting Breda, die de standplaatsen voor de gemeente Breda beheert, doet dan ook het voorstel de staangelden te verhogen met 5,5%, hetgeen leidt tot de staangelden met ingang van 1 juli 1998 zoals vermeld op de tarieventabel behorende bij de staangeldverordening 1998. Voor de locaties in Bavel en Teteringen gelden staangelden die zijn gebaseerd op heffingen, zoals die gelden op het moment van de gemeentelijke herindeling. Voor Teteringen geldt daarbij als basis het staangeld zoals vastgesteld per 18 februari 1992. Voor Bavel werd als basis genomen het staangeld vastgesteld per 11 januari 1994. Voor de overige locaties geldt als basis het jaar van het aanleggen van de locaties Wij kunnen ons vinden in het voorstel van de woningbouwvereniging. De maximaal redelijke vergoedingenprijzen worden niet overschreden en er wordt aangesloten bij de beleidsuitgangspunten zoals die gelden voor de huurverhoging voor de woningen. Daarnaast is nog van belang om op te merken dat de rijkssubsidieafbraak voor 1998 - zoals deze geldt voor de standplaatsen - ook is vastgesteld op 5,5%. Het in de paslopen van de verhoging van het staangeld en de subsidieafbraak heeft een neutraal effect op de exploitatie van de standplaatsen. Consequenties De woningbouwvereniging Volkshuisvesting, die de staangeldplaatsen voor de gemeente Breda beheert doet het voorstel om de staangelden met 5,5% te verhogen. Op basis van w -

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1998 | | pagina 628