Gemeente Breda Raadsvoorstel vervolg Registratienummer 1821 Verkeer en Waterstaat heeft het voornemen uitgesproken om - gelijk ook bij het Betuwerouteproject is gebeurd - het tracébesluit aan te merken als schadeveroorzakend besluit, hetgeen met zich brengt dat met de indiening van verzoeken om schadevergoeding en de behandeling daarvan niet behoeft te worden gewacht tot de voor het project noodzakelijke bestemmingsplanherziening of vrijstelling onherroepelijk zijn geworden. In plaats daarvan kunnen gedupeerde burgers terstond na het onherroepelijk worden van het tracébesluit hun verzoek indienen en zal dit onverwijld in behandeling worden genomen. In de "Gemeenschappelijke regeling Schadevergoedingsschap HSL-Zuid" zijn doel en reikwijdte van de regeling, alsmede de bestuurlijke structuur van het schap neergelegd. De bevoegdheid om te beslissen op verzoeken om schadevergoeding is neergelegd bij het Algemeen Bestuur, met dien verstande dat deze haar bevoegdheid kan mandateren aan de voorzitter. Ter kennisname is bijgevoegd het concept van de "Nadeelcompensatieverordening HSL-Zuid", waarin o.a. is bepaald dat het onherroepelijk geworden tracé-besluit de basis vormt voor de schadevergoedingsverplichting. Voorts zijn daarin regels neergelegd voor de wijze waarop een verzoek om schadevergoeding moet worden ingediend en de te volgen procedure. Wij verwijzen daarvoor kortheidshalve naar de tekst van de concept verordening met toelichting en volstaan met de constatering dat deze een voor de burger met voldoende waarborgen omklede procedure kent. Zo is bijvoorbeeld dwingend voorgeschreven dat omtrent het verzoek een commissie van onafhankelijke deskundigen dient te worden geraadpleegd, die het algemeen bestuur van het schap adviseert. Deze werkwijze komt overeen met hetgeen in Breda in de Procedureverordening bestuursschadevergoeding 1997 is voorgeschreven en waarbij ook een onafhankelijke commissie van deskundigen wordt ingeschakeld om u te adviseren over het al dan niet toekennen van een planschadevergoeding, alsmede over de hoogte daarvan. Na het tot stand komen van de gemeenschappelijke regeling zal het algemeen bestuur tot vaststelling van de verordening dienen over te gaan. Wij zijn van oordeel, dat zowel het belang van de gemeente als dat van haar burgers optimaal wordt gediend met deelname aan de gemeenschappelijke regeling. In dit verband hechten wij eraan op te merken, dat de beoordeling van verzoeken om planschade een in overwegende mate technisch-juridisch karakter draagt, ten gevolge waarvan aan de raad slechts een zeer geringe beleidsvrijheid toekomt bij de beslissing op zodanige verzoeken. Voorts dient bedacht te worden dat de toegekende bedragen ten titel van planschade volledig door het Rijk worden vergoed. Het ligt daarom ook in de rede de bevoegdheid over te dragen aan de gemeenschappelijke regeling waaraan ook de Minister deel zal nemen. Zou uw raad de bevoegdheid niet delegeren dan kunnen geschillen ontstaan met het Rijk omtrent de vraag in hoeverre van gemeentewege terecht planschade is toegekend en in hoeverre het Rijk gehouden is die kosten aan de gemeente te vergoeden. Ten slotte wijst ons college erop, dat de behandeling van en de beslissing op verzoeken om planschade een niet geringe belasting van het ambtelijk apparaat impliceert. Met de overdracht van de bevoegdheid aan het schap wordt zulks voorkomen. Ingevolge artikel 19 van de gemeenschappelijke regeling komen de aan de behandeling van de verzoeken verbonden kosten overigens volledig ten laste van het Rijk. -2-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1998 | | pagina 62