Gemeente Breda
Bijlage 3341
Toelichting op de Verordening staangeld Breda 1998.
ALGEMEEN
1. Wettelijke basis
De "Verordening staangeld Breda 1998" (hierna: Verordening) is gebaseerd op de tekst
van de Gemeentewet (Stb. 1994, 672) zoals die luidt na de inwerkingtreding van de
Wet tot wijziging van de Gemeentewet met betrekking tot de materiële belastingbepa
lingen en de derde tranche Algemene wet bestuursrecht.
Waar nodig is voor de duidelijkheid in de Verordening de tekst van hogere wettelijke
rege1ingen overgenomen
2Huurovereenkomst of staangeld
De gemeente kan voor het gebruik van een standplaats een vergoeding vragen. Zij zal
daartoe doorgaans een huurovereenkomst sluiten met de gebruiker. Een alternatief is
het heffen van staangeld in de vorm van een gebruiksretributie of een preca-
riobelastingIn deze Verordening is gekozen voor het heffen van staangeld als
gebruiksretributie. De gebruiksretributie wordt geheven voor het hebben van een
standplaats, ongeacht de ingenomen oppervlakte, waardoor de gemeente de tarieven van
het staangeld eenvoudig kan afstemmen op de huurbedragen die zij vraagt van degenen
die een huurovereenkomst hebben gesloten met de gemeente.
Sinds 15 juni 1992 is in de Woonwagenwet (Stb. 968, 98) de mogelijkheid van een
huurovereenkomst vastgelegd. Uit de tekst van artikel 9 van de Woonwagenwet blijkt
dat de wetgever de voorkeur geeft aan een huurovereenkomst boven het heffen van
staangeld. Het uitgangspunt van de wetgever is geweest: geef woonwagenbewoners
dezelfde rechten en plichten als de overige burgers. Een huurovereenkomst ligt in
die visie meer voor de hand dan een retributieverordening. De Woonwagenwet verplicht
gemeenten als 'achtervang' een belastingverordening vast te stellen. Hiermee
voorkomt een gemeente dat de gebruiker van een standplaats financieel voordeel heeft
als hij weigert een huurovereenkomst te tekenen, of als hij de huurovereenkomst
opzegt
In verband met acties tegen huurverhogingen komt het regelmatig voor dat gebruikers
van een standplaats de huurovereenkomst opzeggen zonder de standplaats te ontruimen.
Omdat op grond van de huidige jurisprudentie onduidelijk is of een gemeente in die
situatie de nietigheid van de huuropzegging kan inroepen, is het van belang om dan
de mogelijkheid te hebben staangeld te heffen. Een staangeldverordening kan ook zijn
nut bewijzen bij grote huurachterstanden. Na opzegging van de huur door de gemeenten
kan de gemeente, onder bepaalde voorwaarden, overgaan tot het heffen van staangeld,
hetgeen wettelijk betere invorderingsmogelijkheden biedt.
B ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Aanhef
De aanhef van de Verordening geeft aan dat de
artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen
9 van de Woonwagenwet
Artikel 1 Beoripsomschriivingen
In de verordening is gekozen voor het opnemen van een artikel dat
-9-
heffing van staangeld is gebaseerd op
a en b, van de Gemeentewet en artikel