Gemeente Breda
tI
B
Raadsvoorstel vervolg
Registratienummer 3258
geregeld door de Algemene wet bestuursrecht. Op grond van artikel 122 van de
Gemeentewet houden bepalingen van een gemeentelijke verordening, in wier onderwerp
door een wet, een algemene maatregel van bestuur of een provinciale verordening
wordt voorzien, van rechtswege op te gelden.
De Aanpassingswet II, behorende bij de Awb, zet de termijnen uit de Woningwet om van
maanden in weken. De beslistermijn van drie maanden met betrekking tot de aanvraag
om bouwvergunning wordt bijvoorbeeld gewijzigd in een termijn van dertien weken.
Artikel 2.1.1 Aanvraag bouwvergunning
In artikel 8.1.2 over de aanvraag van een sloopvergunning is in het elfde lid
voorgeschreven dat een verzoek om vergunning moet worden aangemerkt als een melding
indien voor de gevraagde activiteit geen vergunning doch een melding is vereist. Een
dergelijk voorschrift ontbreekt ten aanzien van de aanvraag om een bouwvergunning
wanneer het te bouwen bouwwerk niet vergunningplichtig doch meldingplichtig is.
Gelet op een uitspraak van de voorzitter van de Afdeling Bestuursrechtspraak van 3
februari 1994, welke is opgenomen bij de Hoofdlijnen van de jurisprudentie, wordt
een achtste lid aan artikel 2.1.1 toegevoegd naar analogie van het elfde lid van
artikel 8.1.2.
Artikel 2.1.3 Bij de aanvraag in te dienen bescheiden
Door de praktijkervaring is gebleken dat het wenselijk is om eisen te stellen aan de
minimale afmetingen van de te overleggen foto's, teneinde een goede beoordeling
mogelijk te maken. In een aantal gevallen werd volstaan met het overleggen van zgn.
Polaroidfoto's. Door hun afmetingen en kwaliteit is dan geen goede beoordeling moge
lijk.
De onderhavige toevoeging van onderdeel d. hangt samen met de zogenaamde
tussentijdse wijziging van het Bouwbesluit, die op 30 mei 1995 in het Staatsblad is
gepubliceerd (Stb. 1995, 295) en op 15 december 1995 in werking is getreden. Die
wijziging is bedoeld om een energieprestatienormering in te voeren zowel voor nieuw
te bouwen gebouwen als voor geheel te vernieuwen of te veranderen gebouwen.
Genoemde normering houdt in dat de zgn. energieprestatiecoëfficiënt van een gebouw
waarvoor een bouwvergunning wordt aangevraagd, moet worden berekend en dat deze co-
efficiënt de maximumwaarde die in het Bouwbesluit voor de betrokken gebouwsoort is
voorgeschreven, niet mag overschrijden. Dit aanpassingsvoorstel introduceert de eis
tot voegen van een energieprestatieberekening bij de bescheiden die de bouwveror
dening verplicht stelt bij het indienen van een aanvraag om bouwvergunning. Tevens
vindt er afstemming plaats op de uitzonderingen die in het Bouwbesluit zijn
omschreven voor de energieprestatie van enkele categorieën niet tot bewoning
bestemde gebouwen.
In het onderhavige voorstel wordt bedoelde verplichting niet toegevoegd aan artikel
2.1.6, omdat in laatstgenoemd artikel de bescheiden worden voorgeschreven die
formeel wel bij een bouwaanvraag behoren, maar waarvan wij kunnen accepteren dat zij
pas in de uitvoeringsfase van het bouwwerk worden overgelegd. De
energieprestatienormering kan echter een dermate ingrijpende invloed op het totale
bouwplan hebben, dat de aanvrager al vóór de vergunningverlening moet hebben
aangetoond dat de hoofdopzet van zijn bouwplan is afgestemd op het leveren van een
voldoende energieprestatie. Daarom wordt voorgesteld om het indienen van de