Gemeente Breda Raadsvoorstel vervolg Registratienummer 32 58 te staan. Voor zover in een concreet geval vrijstelling slechts verantwoord zou zijn voor bouwsels ten behoeve van het algemeen belang, behouden burgemeester en wethouders overigens na de voorgestelde tekstwijziging hun bevoegdheid om vrijstelling (en dus bouwvergunning) te weigeren, welke weigering vanzelfsprekend bovendien voor beroep vatbaar is Artikel 2.5.3 0 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkhedan bij of in gebouwen In het Bouwbesluit is opgenomen artikel 218, eerste lid. Dit voorschrift luidt: "In of op een gebouw, dan wel op het bij het gebouw behorende perceel moet, afhankelijk van zijn bestemming, grootte en bereikbaarheid per openbaar vervoer, opdat motorvoertuigen kunnen worden geparkeerd, een zo beperkt mogelijk aantal parkeerplaatsen van voldoende afmetingen aanwezig zijn. Bij ministeriële regelingen kunnen nadere voorschriften worden gegeven." Het hiervoor geciteerde voorschrift uit het Bouwbesluit is echter - bij wijze van uitzondering - (nog) niet in werking getreden, gelet op artikel 5 van het "Besluit inwerkingtreding Woningwet en Bouwbesluit" (Stb. 1992, 292). De nota van toelichting bij laatstgenoemd besluit vermeldt ter zake de volgende motivering "Het niet van kracht worden van het voorschrift met betrekking tot parkeervoorzieningen houdt verband met de omstandigheid dat is besloten af te wachten, op welke wijze de gemeenten invulling zullen geven aan het gestelde met betrekking tot de terugdringing van de automobiliteit in het Tweede structuurschema verkeer en vervoer en de Vierde nota over de ruimtelijke ordening (Vinex) en de op die documenten gebaseerde Uitvoeringsnotitie parkeerbeleid."' Het voorgaande berust op overleg, dat medio 1992 tussen de rijksoverheid en de VNG is gevoerd en waarin is afgesproken dat artikel 218, eerste lid, van het Bouwbesluit vooralsnog niet in werking zal treden. De bedoeling daarvan is om de gemeenten de gelegenheid te bieden tot het (verder) introduceren van een restrictief parkeerbeleid. Gemeenten kunnen namelijk in dezen een geïntegreerd beleid voeren, waarbij de bouwverordening één van de hun ter beschikking staande beleidsinstru menten is naast het bestemmingsplan (locatiebeleid!de gronduitgiftevoorwaarden en het beheer van de openbare weg. Slaagt het geïntegreerde gemeentelijk beleid er in voldoende aansluiting te vinden bij het - vrij recent ontwikkelde - rijksbeleid inzake beperking van de automobiliteit, dan ligt het in de bedoeling dat artikel 218, eerst lid, van het Bouwbesluit nooit in werking zal treden. Momenteel worden reeds van rijkswege voorbereidingen voor een evaluatie van het gemeentelijke beleid ter zake getroffen. In het voorgestelde artikel is er sprake van locaties die uitstekend, respectievelijk goed per openbaar vervoer bereikbaar zijn of zullen worden (zgn. A- en B-locaties)Het artikel kan door de raad ook van toepassing worden verklaard op de (overige) zgn. best ontsloten locatie (s), dus buiten de gebieden die A- of B- locaties zijn. Tevens is rekening gehouden met de intrekking door het Nederlands Normalisatie- Instituut van de norm NEN 2442 betreffende de afmetingen van parkeervakken, alsmede de publicatie door de Stichting CROW van een nieuwe versie van de ASW. >w

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1998 | | pagina 645