Gemeente Breda
Raadsvoorstel vervolg
Registratienummer 32 58
Indien een dergelijke actualisering in definitieve gedaante door de bevoegde
instantie is gepubliceerd, is het gewenst dat burgemeester en wethouders niet
formeel gedwongen zijn de verouderde norm of het verouderde voorschrift waarnaar de
bouwverordening verwijst, te blijven hanteren tot aan de volgende wijziging van de
bouwverordening. Daarom wordt voorgesteld om - naar analogie van vele
bouwverordeningen die op de vorige Woningwet berustten - aan burgemeester en
wethouders de bevoegdheid te geven om tussentijds rekening te houden met de
geactualiseerde edities van de aangewezen normen en voorschriften.
Artikel 11.1 Bevel tot stilleggen van de bouw
Onderstaande wijziging houdt verband met de inwerkingtreding van de derde tranche
van de Algemene wet bestuursrecht
Het huidige artikel 100, tweede lid, van de Woningwet kende tot 1 januari 1998 aan
de door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren, belast met het toezicht op
de naleving van de bouwregelgeving, de bevoegdheid toe de bouw stil te leggen. Dit
gebeurt in gevallen waarin wordt gebouwd in strijd met de bij of krachtens de
Woningwet gegeven voorschriften. De gevallen waarin deze bevoegdheid geldt en de
daarbij in acht te nemen procedure, zijn in artikel 11.1 van de
(model)bouwverordening nader uitgewerkt. De huidige toelichting op artikel 11.1
vermeldt dat het bevel tot stilleggen geen beschikking is, maar moet worden gezien
als een feitelijke handeling, waartegen een procedure bij de burgerlijke rechter
gevoerd kan worden. Gaandeweg is deze visie veranderd. Er zijn enkele uitspraken van
rechtbanken bekend geworden waarin is vastgesteld dat het stilleggen van de bouw een
aan een ambtenaar geattribueerde bestuursdwangbevoegdheid is.
De derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht, welke bepalingen over
bestuursdwang bevat, stelt dit nu buiten twijfel. Het stilleggen van
(bouw)werkzaamheden valt onder de omschrijving bestuursdwang.
De Aanpassingswetten I en II van de Algemene wet bestuursrecht werken de gevolgen
voor de bijzondere wetgeving, zoals de Woningwet, uit. De invoering van een
bestuursdwangbevoegdheid om de bouw stil te leggen door een ambtenaar wordt om twee
redenen afgewezen. Ten eerste hecht men er veel belang aan dat alleen politiek
verantwoordelijke organen over de bestuursdwangbevoegdheid beschikken. De tweede
reden is meer praktisch van aard. Men wil voorkomen dat ambtenaren beslissingen op
bezwaar moeten nemen, terwijl zij niet steeds over de vereiste (juridische)
expertise beschikken.
Met de inwerkingtreding van de derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht zijn
het, ten aanzien van beslissingen op basis van de Woningwet, alleen burgemeester en
wethouders die beschikken over de bevoegdheid om met bestuursdwang de
bouwwerkzaamheden stil te leggen. De feitelijke gang van zaken hoeft hierdoor echter
niet te veranderen. In de toelichting op de Aanpassingswet Derde Tranche Algemene
wet bestuursrecht deel II wordt gesteld dat burgemeester en wethouders de
bestuursdwangbevoegdheid, in de vorm van het stilleggen van bouwwerkzaamheden,
kunnen mandateren aan de met het toezicht belaste ambtenaren.
Het aangepaste artikel 10 0 van de Woningwet vermeldt dat de toepassing van
bestuursdwang bestaande uit het stilleggen van werkzaamheden indien wordt gebouwd in
strijd met de bij of krachtens deze wet gegeven voorschriften, alleen mag
-14-
>w