Artikel 8 Verplichtingen van de vergunninghouder Artikel 9 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing Het eerste lid voorkomt dat onduidelijkheid ontstaat over de persoon van de vergunninghouder en de omstandigheden waaronder de vergunning is verleend. Bij het verstrekken van gegevens dient vanzelfsprekend de bescherming van de privacy van personen te zijn gewaarborgd. Het eerste lid, sub d, beoogt te voorkomen dat vergunningen ongebruikt worden gelaten. Men mag ervan uitgaan dat de vergunninghouder binnen een jaar na het verlenen van de vergunning van start kan gaan met het kindercentrum/gastouderbureau. Het tweede lid omschrijft een bijzondere sluitingsbevoegdheid. Daarnaast zijn burgemeester en wethouders bevoegd bestuursdwang uit te oefenen krachtens artikel 125 van de Gemeentewet. Voordat zij daartoe laten overgaan, dient de vergunninghouder schriftelijk te worden gewaarschuwd. Een voorbeeld van een dringende omstandigheid die niet uit de verordening voortvloeit, maar toch het belang van de kinderen kan schaden, is een disfunctionerend management van een kindercentrum. Als bij inspectie wordt geconstateerd dat de vergunninghouder van een kindercentrum of gastouderbureau niet meer aan de eisen voldoet, zal niet in alle gevallen directe intrekking van de vergunning voor de hand liggen. Vaak zal de gemeente met de vergunninghouder afspraken maken over te nemen maatregelen en de termijn waarbinnen deze getroffen moeten zijn. Artikelgewijze toelichting Verordening Kinderopvang ref.nr 9996045.doc

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1999 | | pagina 1084