Gemeente Breda Raadsvoorstel Registratienr: [8626] Dienst/afdeling: BD/3Z Reactie: In het namens burgemeester en wethouders ten behoeve van de commissie ingediende verweerschrift wordt bevestigd dat onder het voorkeursrecht tevens de strook grond langs de toekomstige A16 is opgenomen, die bestemd is als inpassingszone. Deze strook grond is niet opgenomen in de lijst van te onteigenen percelen van Rijkswaterstaat. De commissie is van oordeel dat deze inpassingszone in hoofdzaak moet worden toegerekend aan de door Rijkswaterstaat aan te leggen infrastructurele werken en in mindere mate aan het door de gemeente te ontwikkelen bedrijventerrein. De voor de inpassingszone benodigde gronden zullen, zo is tijdens de hoorzitting gebleken, in eerste instantie ook door Rijkswaterstaat worden verworven. De commissie acht het minder juist de aan Breda toegekende uitbreidingscapaciteit als bedoeld in artikel 2a van de Wvg mede voor dit doel te benutten. Zij is van mening dat het voorkeursrecht niet kan worden gevestigd op genoemde inpassingszone, zodat het genomen raadsbesluit inzoverre aanpassing behoeft. b. Bezwaar: de motivering voor de vestiging van het gemeentelijk voorkeursrecht is niet duidelijk; Reactie: De met het gemeentelijk voorkeursrecht belegde gronden zijn begrepen in de structuurvisie Breda-West, welke visie is gebaseerd op het beleid als neergelegd in de VINEX1991, de AcVINEX 1996, het Streekplan en het Stadsregionaal Uitwerkingsplan (SRUP). Dit betekent dat het toekomstig bedrijventerrein tenminste een regionaal karakter zal krijgen. De commissie is van oordeel dat het raadsbesluit van 28 januari 1999 voldoet aan de voorwaarden van de Wvg en genoegzaam is gemotiveerd. De commissie acht het bezwaar ongegrond. c. Bezwaar: De tenaamstelling is niet correct en onvolledig: op de perceelslijst staan bezwaarmakenden ieder voor 1/1 als vol eigenaar aangegeven. Tevens zijn de beperkte zakelijke rechten van de N.V.Watermaatschappij Noord-West Brabant en het Hoogheemraadschap West-Brabant niet opgenomen. Reactie: Omdat uit de openbare registers niet blijkt hoe groot ieders aandeel in de eigendom is, is voor beide gerechtigden 1/1 deel opgenomen. Het betreffende perceel is inderdaad belast met een zakelijk recht als bedoeld in artikel 5, lid 3, letter b van de Belemmeringenwet Privaatrecht. Het raadsbesluit van 28 januari 1999 dient daarop te worden aangepast. De perceelslijst, behorende bij het besluit is niet correct: sectie en kadastrale nummers staan niet in de numerieke volgorde als door het Besluit voorkeursrecht gemeenten wordt vereist; Reactie: Onder verwijzing naar de bij het raadsbesluit behorende kaart zijn de kadastrale aanduidingen alsmede de grootte van de betreffende percelen c.q.perceelsgedeelten en de namen van de eigenaren en rechthebbenden op duidelijke wijze gepresenteerd. Van strijd met enig wettelijk voorschrift is de commissie niet gebleken. De commissie acht het bezwaar ongegrond. e. Bezwaar: Het ter inzage liggende besluit is niet ondertekend; Het besluit van 28 januari 1999 met bijbehorende stukken, zoals dit in de kadastrale registratie is opgenomen is voorzien van een door de algemeen directeur van de dienst RME ondertekende verklaring van eensluidendheid. De ter inschrijving aangeboden stukken zijn als zodanig geaccepteerd door het kadaster. De commissie acht het bezwaar ongegrond. d. Bezwaar: Reactie: f. Bezwaar: -2-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1999 | | pagina 1099