Gemeente Breda Raadsvoorstel Registratienr: [9133] Dienst/afdeling: CUL/AD huidige plafond van de exploitatiebijdrage (fl. 560.000,- per jaarprijspeil 1997) dient daarbij als randvoorwaarde te worden gehanteerd. Consequenties In het raadsbesluit van juni 1999 is dekking van het budget uit de algemene middelen vastgesteld. Om direct na gunning een start met de uitvoering te kunnen maken is votering van het krediet tot een bedrag van fl. 9,8 min noodzakelijk. De votering van het krediet wordt losgekoppeld van de gunningsovereenkomst. In de begroting 1999 is het subsidie ParaMezz structureel verhoogd tot fl. 560.000,-. Met Para is afgesproken, naast voortzetting van de reguliere activiteiten alsmede normale vervangingsinvesteringen, dit bedrag tevens aan te wenden voor de voorbereidingen en opstartkosten van de nieuwe organisatie. In de begroting 1999 is daarnaast ook structureel rekening gehouden met huuropbrengsten Para van fl. 187.000,-. Aangezien het gebouw pas in 2001 in gebruik zal worden genomen, stellen wij voor dit nadeel voor 1999 tot de ingebruikneming van het gebouw medio 2001 in relatie te brengen tot de bespaarde kapitaallasten door de latere bouw. Dit leidt ertoe, dat het volledige bedrag van fl. 560.000,- beschikbaar is voor de exploitatie van Mezz en er exploitatiegebonden kosten (zoals hiervoor aangegeven; paragraaf 2: Effecten op het stichtingskostenbudget). Op deze plaats hecht ons college eraan uw raad nogmaals te wijzen op het feit, dat gunning met een overigens normale post onvoorzien (5%) in dit ambitieuse en bijzondere project een zeker risico inhoudt. Ons college is bereid dat risico aan te gaan. Ten opzichte van het raadsbesluit van juni, dat aan uw raad is voorgelegd op basis van de gegevens van de bouwteampartners, moet thans geconstateerd worden dat de aannames van enkele maanden geleden niet volledig gerealiseerd konden worden binnen het complexe samenspel van ambities, partners en beschikbare middelen. Bij projecten als waarvan hier sprake is zullen dergelijke risico's zich mogelijk vaker voordoen. Het is overigens gebruikelijk dat door opdrachtgevers in de bouw een zekere marge wordt gehanteerd. Bij de besluitvorming in juni j.l. zijn door ons college verschillende verklarende factoren aangegeven waarop een nadere verdieping noodzakelijk is, te weten de methodiek van budgetbepaling, de kostentechnische begeleiding van planontwikkelingstrajecten en niet in het minst de relatie tussen de (marktafhankelijke) aanbestedingsstrategie en het moment van (openbare) votering van kredieten in de gemeenteraad. De huidige methodiek houdt, in combinatie met de huidige marktomstandigheden in, dat de gemeente voortdurend "volgend" moet opereren, en sterk afhankelijk is van partijen die volledig op de hoogte zijn van de gemeentelijke inzet, positie en condities. Teneinde deze situatie in een meer offensieve strategie te kunnen veranderen acht ons college een principiële discussie omtrent de rol en positie van een publiek-rechterlijke opdrachtgever met uw raad van belang. Belangrijke elementen in deze discussie zijn onder meer het moment van (marktconforme) budgetbepaling, vaststelling van en flexibiliteit in het Programma van Eisen en de politiek-bestuurlijke invloed van belanghebbende partijen. Gezien de nauwe betrokkenheid van uw raad bij het verloop van dit planproject achten wij een diepgaande inhoudelijke discussie, met rechtstreekse kennis van zaken, goed mogelijk. Uiteindelijk dient deze discussie te leiden tot een versterking van de greep van college en raad op dit soort processen. Met een structurele implementatie van het "traject Bakkenist" wordt weliswaar financiële consequenties Bestuurlijk juridische consequenties -6-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1999 | | pagina 1119