1
Verordening Buitenruimte en Afval Binnenstad Breda 2000 (BAB-verordening 2000)
Raadsbesluit nr. 9044, d.d. 25 november 1999
Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen
Artikel 1 Begripsbepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
a. afvalstoffen:
alle stoffen, preparaten of andere produkten waarvan de houder - met het oog op de
verwijdering daarvan - zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen.
b. huishoudelijke afvalstoffen:
afvalstoffen afkomstig uit particuliere huishoudens, autowrakken daaronder niet begrepen,
behoudens voor zover het afgegeven of ingezamelde bestanddelen van die afvalstoffen betreft,
die zijn aangewezen als gevaarlijke afvalstoffen.
c. bedrijfsafvalstoffen:
afvalstoffen, niet zijnde huishoudelijke afvalstoffen, autowrakken of gevaarlijke afvalstoffen.
d. bedrijven:
organisaties en instellingen, niet zijnde particuliere huishoudens
e. inzamelmiddelen:
Een voor de inzameling van afvalstoffen bestemd hulp- en/of bewaarmiddel:
1. minicontainer:
Een container voorzien van deksel en een inhoud tot 360 liter, bestemd als bewaarmiddel
voor afval, waarin de afvalstoffen ter inzameling worden aangeboden.
2. rolcontainer:
Een verrijdbare container voorzien van 4 wielen en een afsluitbare deksel met een inhoud
vanaf 500 liter, bestemd als bewaarmiddel voor afval, waarin de bedrijfsafvalstoffen ter
inzameling worden aangeboden.
3. vuilniszak: een kunststof zak met een inhoud tot 40 liter, waarin afvalstoffen ter inza
meling worden aangeboden.
4. overige voor de inzameling van afvalstoffen bestemde hulp- en of bewaarmiddelen waarin
de afvalstoffen ter inzameling worden aangeboden.
f. weg:
1alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder
begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende
bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide
parkeerterreinen;
2. de - al dan niet met enige beperking - voor het publiek toegankelijke pleinen en open
plaatsen, parken, plantsoenen, speelweiden, bossen en andere natuurterreinen, ijsvlakten
en aanlegplaatsen voor vaartuigen;
3. de voor het publiek toegankelijke stoepen, trappen, portieken, gangen, passages, en
galerijen, welke uitsluitend tot voor bewoning in gebruik zijnde ruimte toegang geven en
niet afsluitbaar zijn;
4. andere voor het publiek toegankelijke, al dan niet afsluitbare stoepen, trappen, portieken,
gangen, passages en galerijen; de afsluitbare alleen gedurende de tijd dat zij niet door of
vanwege degene die daartoe naar burgerlijk recht bevoegd is, zijn afgesloten.