Verordening Buitenruimte en Afval Binnenstad Breda 2000 (BAB-verordening 2000)
Raadsbesluit nr. 9044, d.d. 25 november 1999
Hoofdstuk 3 Plaatsen rolcontainers
Artikel 4 Verbod voor plaatsen
1Het is verboden zonder ontheffing van burgemeesters en wethouders de weg of een weggedeelte
te gebruiken voor het plaatsen van inzamelmiddelen zoals beschreven in artikel 1 e onder 2.
2. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet op de plaats die is aangewezen voor het houden van een
door de gemeenteraad of krachtens delegatie door burgemeester en wethouders ingestelde markt
of van een door burgemeester en wethouders of burgemeester toegestaan evenement, zulks gedu
rende de tijden dat de markt of het evenement gehouden wordt en voorzover de inzamelmiddelen
worden gebruikt voor het afval dat afkomstig is van de markt of het evenement.
Artikel 5 Ontheffing
1Een ontheffing moet worden geweigerd indien vaststaat dat het plaatsen van inzamelmiddelen,
zoals beschreven in artikel le onder 2, anders dan op de weg, naar het oordeel van
burgemeester en wethouders redelijkerwijs mogelijk is.
2. Een ontheffing kan worden geweigerd, danwel onder beperking of voorschriften worden
verleend, onder meer in het belang van:
bruikbaarheid van de weg;
verkeersvrijheid en - veiligheid;
redelijke eisen van welstand;
het voorkomen van overlast voor de omgeving
3. Alvorens op de aanvraag voor een ontheffing te beslissen, kunnen burgemeester en wethouders
advies vragen aan de commissie Welstand, Architectuur en Monumenten.
Artikel 6 Wijziging of intrekken ontheffing
1Een voor het bedrijf verleende ontheffing als bedoeld in artikel 4 lid 1 geldt voor een ieder die
het bedrijf exploiteert. Deze draagt ervoor zorg dat de aan de ontheffing verbonden
voorschriften worden nageleefd.
2. Een ontheffing kan worden gewijzigd of ingetrokken indien:
a. blijkt dat ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;
b. op basis van gewijzigde omstandigheden of inzichten, opgetreden na het tijdstip van
verlenen van de ontheffing, moet worden aangenomen dat intrekking wordt gevorderd
door het belang of de belangen ter bescherming waarvan het onderhavige ontheffingstelsel
is ingesteld.
c. de aan de ontheffing gestelde voorschriften of beperkingen niet zijn of worden
nagekomen.
d. van de ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen gegeven of redelijke termijn.
3