In principe wordt ervan uitgegaan dat er geen rolcontainers op de openbare weg worden gezet. Het op de stoep of tegen de gevel plaatsen van rolcontainers geeft een ontsierend beeld, levert gevaar op voor de verkeersveiligheid, belemmert de doorgang en kan overlast veroorzaken (zwerfvuil etc.). Deze bezwaren worden nog versterkt door het feit dat rolcontainers, in tegenstelling tot de inzamelmiddelen uit artikel 3, veelal niet tijdelijk op de weg worden gezet om ter lediging te worden aangeboden maar min of meer continue op de weg staan om afvalstoffen in op te slaan en te bewaren. Er is gekozen voor de mogelijkheid van ontheffing omdat het voor een aantal bedrijven onmogelijk zal zijn de container(s) inpandig dan wel op het eigen perceel te plaatsen ten gevolge van bijvoorbeeld ruimtegebrek en uit (milieu)hygiënische overwegingen. Net als in hoofdstuk 2 is een uitzondering gemaakt voor markten en evenementen. Een ontheffing kan slechts worden verleend indien onderzocht is dat er beslist geen andere mogelijkheid bestaat om de rolcontainer inpandig of op het eigen perceel (buiten het zicht van de weg) te plaatsen. Het onderzoek kan in gezamenlijk overleg plaatsvinden tussen de ontheffingsaanvrager, afvalinzamelaar en gemeente. Het is nuttig om de inzamelaar bij het overleg te betrekken aangezien deze veelal eigenaar is van de containers. Zij beschikken dan ook over de nodige middelen om de containers te plaatsen en of te verplaatsen. Ook hebben de inzamelaars een eigen verantwoordelijkheid voor het uiterlijk en aanzien van de containers. De inzamelaar zal een doelmatige lediging van de container ook willen blijven garanderen. In principe worden er geen of zo weinig mogelijk ontheffingen verleend. Voordat vaststaat dat er geen andere mogelijkheid is dan de container op de weg te plaatsten kan per definitie geen ontheffing worden verleend. Verder kan een ontheffing niet worden verleend indien het geplaatste inzamelmiddel: - schade kan toebrengen aan de weg, gevaar kan opleveren voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik ervan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg; - op zichzelf en/of in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand; - overlast bezorgt voor gebruikers van het in de nabijheid gelegen onroerend goed; - de openbare orde en veiligheid schaadt; - het uiterlijk aanzien van de omgeving schaadt - de verkeersvrijheid of- veiligheid schaad; De hiervoor genoemde opsomming is niet limitatief bedoeld. De voorschriften en beperkingen die aan de ontheffing kunnen worden verbonden, kunnen ondermeer gericht zijn op: het zo min mogelijk de doorgang belemmeren door plaatsing tegen de gevel, het zo min mogelijk het zicht belemmeren, door het vastketenen van de container(s), het uiterlijk van de container zo schoon en mogelijk te maken, het voorkomen van eventuele overlast voor de omgeving door de containers af te sluiten om zwerfvuil te voorkomen en het gebruik van het inzamelmiddel. Een van de voorschriften heeft betrekking op redelijke eisen van welstand. Omdat het welstandsaspect zich moeilijk laat vangen in algemene beschrijvingen kan het raadzaam zijn een Verordening Buitenruimte en Afval Binnenstad Breda 2000 (BAB-verordening 2000) Raadsbesluit nr. 9044, d.d. 25 november 1999 Hoofdstuk 3 Plaatsen rolcontainers Artikel 4 Artikel 5 8

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1999 | | pagina 1165