Gemeente Breda
Raadsbesluit
Registratienr: [9026]
Dienst/afdeling: RME/VHV
Toelichting op de Staangeld verordening Breda 1999.
ALGEMEEN
1Wettelijke basis
De "Staangeldverordening Breda 1999" (hierna: Verordening) is gebaseerd op de tekst van de Gemeentewet (Stb. 1994,
672) zoals die luidt na de inwerkingtreding van de Wet tot wijziging van de Gemeentewet met betrekking tot de materiële be
lastingbepalingen en de derde tranche Algemene wet bestuursrecht.
Waar nodig is voor de duidelijkheid in de Verordening de tekst van hogere wettelijke regelingen overgenomen.
2. Huurovereenkomst of staangeld
De gemeente kan voor het gebruik van een standplaats een vergoeding vragen. Zij zal daartoe doorgaans een
huurovereenkomst sluiten met de gebruiker. Een alternatief is het heffen van staangeld in de vorm van een gebruiksretributie
of een precariobelasting. In deze Verordening is gekozen voor het heffen van staangeld als gebruiksretributie. De ge
bruiksretributie wordt geheven voor het hebben van een standplaats, ongeacht de ingenomen oppervlakte, waardoor de ge
meente de tarieven van het staangeld eenvoudig kan afstemmen op de huurbedragen die zij vraagt van degenen die een
huurovereenkomst hebben gesloten met de gemeente. Hierbij voorkomt de gemeente dat de gebruiker van een standplaats
financieel voordeel heeft als hij weigert een huurovereenkomst te tekenen of als hij de huurovereenkomst opzegt
In verband met acties tegen huurverhogingen komt het regelmatig voor dat gebruikers van een standplaats de huurovereen
komst opzeggen zonder de standplaats te ontruimen. Omdat op grond van de huidige jurisprudentie onduidelijk is of een ge
meente in die situatie de nietigheid van de huuropzegging kan inroepen, is het van belang om dan de mogelijkheid te
hebben staangeld te heffen. Een staangeldverordening kan ook zijn nut bewijzen bij grote huurachterstanden. Na opzegging
van de huur door de gemeenten kan de gemeente, onder bepaalde voorwaarden, overgaan tot het heffen van staangeld,
hetgeen wettelijk betere invorderingsmogelijkheden biedt.
B ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Aanhef
De aanhef van de Verordening geeft aan dat de heffing van staangeld is gebaseerd op artikel 229, eerste lid, aanhef en
onderdelen a en b, van de Gemeentewet.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In de verordening is gekozen voor het opnemen van een artikel dat begripsomschrijvingen bevat. Voor de begrippen 'stand
plaats' en 'woonwagen' is aansluiting gezocht bij de Woningwet (Stb. 1991,439).
De wetgever definieert in de Woningwet het begrip standplaats als een kavel, bestemd voor het plaatsen van een
woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, van andere
instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.
Een woonwagen is volgens de Woningwet een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in
zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
Artikel 2 Belastbaar feit
Het belastbaar feit dat tot heffing van staangeld kan leiden, is het hebben van een standplaats voor een woonwagen. Het
maakt geen verschil of er een woonwagen op staat en of die woonwagen bewoond is.
Er is geen plaats voor de heffing van staangeld als de op een woonwagencentrum geboden voorzieningen kwalitatief zozeer
achterblijven, dat kan worden gezegd dat de gemeente haar wettelijke plicht niet is nagekomen. Die situatie doet zich
overigens niet voor als de voorzieningen weliswaar voor verbetering vatbaar zijn, maar wel kunnen worden gebruikt. Zie het
arrest van de Hoge Raad van 9 september 1992, nr. 28.348, Belastingblad 1993, blz. 112 (Boxtel).
Artikel 3 Belastingplicht
In artikel 3 is de belastingplichtig geregeld. In eerste instantie wordt aangewezen als belastingplichtige de houder van een
vergunning tot het in gebruik hebben van de standplaats. Als geen van de bewoners beschikt over een schriftelijke vergun
ning dan is de hoofdbewoner belastingplichtig. Wie dat is, wordt naar de omstandigheden beoordeeld.
Daar zich bij het aanwijzen van de belastingplichtige geen keuzesituatie kan voordoen, is het stellen van beleidsregels voor
het aanwijzen van een belastingplichtige niet nodig.
Artikel 4 Vrijstelling
Het staangeld kan allen worden geheven zolang er geen huurcontract geldt met de gebruiker van een standplaats.