Gemeente Breda
Raadsbesluit
Registratienr: [9026]
Dienst/afdeling: RME/VHV
Artikel 5 Belastingtarieven
Naast de eis dat de opbrengst van het staangeld niet mag uitgaan boven de kosten, is een gemeente bij het vaststellen van
de hoogte van de huur en de tarieven van het staangeld gebonden aan de huurprijzen van standplaatsen, overeengekomen
ingevolge de Huurprijzenwet woonruimte. Het besluit huurprijzen woonruimte bevat
naast een waarderingsstelsel voor woningen ook een stelsel voor woonwagens en standplaatsen. Door middel van een
puntentelling wordt de kwaliteit van een standplaats uitgedrukt. Daarbij worden ook eventuele veroudering en slijtage van de
standplaats betrokken. Met het waarderingsstelsel wordt de maximale redelijke huurprijs bepaald. Samen met de
huursombenadering speelt het waarderingsstelsel een belangrijke rol bij het bepalen van de (redelijkheid van de) jaarlijkse
huurverhoging.
Artikel 6 Belastingtijdvak
De huurprijs van onder meer standplaatsen wordt elk jaar op 1 juli verhoogd. In deze Verordening is gekozen voor een
belastingtijdvak van een maand. Bij de wijziging van het tarief kan door aanpassing van de tarieventabel een gelijke tred
worden gehouden met de (eventuele) huurverhogingen voor gebruikers die een huurovereenkomst hebben getekend.
Artikel 7 Wijze van heffing
Ingevolge artikel 233 van de Gemeentewet kunnen gemeentelijke belastingen worden geheven bij wege van aanslag, bij
wege van voldoening op aangifte of op andere wijze. In deze Verordening hebben wij gekozen voor de heffing op andere
wijze namelijk, door middel van een gedagtekende schriftelijk kennisgeving.
Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld
In het eerste lid is geregeld dat de belastingschuld bij het begin van het belastingtijdvak ontstaat. Doordat daarmede de
materiële belastingschuld reeds bij het begin van het belastingtijdvak aanvangt, kan in de loop van het belastingtijdvak de
belastingschuld worden geformaliseerd.
In het tweede en het derde lid is een regeling opgenomen voor de gevallen waarin de belastingplicht in de loop van het tijd
vak ontstaat. Het vierde lid bevat een regeling voor de gevallen waarin de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak
eindigt.
Artikel 9 Termijnen van betaling
Houders van standplaatsen die een huurovereenkomst met de gemeenten hebben gesloten, moeten bij het begin van de
maand de huurvergoeding betalen. Het ligt voor de hand hierbij voor het staangeld zoveel mogelijk aan te sluiten.
Artikel 10 Kwijtschelding
Op grond van artikel 255 van de Gemeentewet volgen gemeenten het kwijtscheldingsbeleid van de rijksoverheid zoals dat is
geregeld in de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990. Ingevolge het derde lid van genoemd artikel kan de raad bepalen
dat in het geheel geen dan wel een gedeeltelijke kwijtschelding wordt verleend. Gelet op het retributieve karakter wordt ter
zake van de staangelden geen kwijtschelding verleend.
Artikel 11 Machtiging tot overdracht van bevoegdheden
In artikel 156, eerste en tweede lid, onder f, van de Gemeentewet is bepaald, dat de raad aan het college van burgemeester
en wethouders bevoegdheden van de raad kan overdragen. Van deze mogelijkheid is in deze verordening gebruik gemaakt
voor tariefwijzigingen. Daarvoor is een aantal redenen aan te voeren.
In de eerste plaats kan het college van burgemeester en wethouders in beginsel sneller dan de raad inspelen op het jaarlijks
door het rijk vastgestelde huurbeleid. Het rijk kondigt dit beleid, waaraan verhuurders moeten voldoen, jaarlijks in het
voorjaar aan. Om de tarieven van het staangeld per 1 juli te kunnen verhogen, dient tijdig een besluit te worden genomen
hetwelk op de voorgeschreven wijze bekend gemaakt dient te worden.
Ook het feit dat het college van burgemeester en wethouders de huren van de standplaatsen vaststelt, is een reden om het
college de tarieven van het staangeld te laten vaststellen. Het gaat bovendien om een beperkte bevoegdheid, omdat de
vrijheid om de tarieven van het staangeld vast te stellen in belangrijke mate wordt beperkt door de Huurprijzenwet
woonruimten.
Artikel 12 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Ingevolge artikel 217 Gemeentewet dient al hetgeen voor de heffing en de invordering van belang is in de belastingveror
dening te worden opgenomen. Door middel van dit artikel wordt aangegeven dat het mogelijk is dat het college van
burgemeester en wethouders nadere regels kunnen stellen met betrekking tot de heffing en de invordering van staangeld.
De nadere regels zijn opgenomen in de "Regeling met betrekking tot de heffing en invordering van gemeentelijke
belastingen".
-5-