Gemeente Breda Raadsvoorstel Registratienr: [9118] Dienst/afdeling: RME/ML Communicatie Commissiebehandeling Gelet op het gevoerde overleg en het bereikte compromis mogen wij er redelijkerwijs op vertrouwen dat de overeenkomst vanaf 1 december van kracht zal worden. Daarvoor is naast hetgeen m.b.t. de intrekking van de beroepen is gedaan nodig dat de gemeente haar aandeel van deze overeenkomst waarmaakt: te weten intrekking van het beroep en beschikbaarstelling van de aanvullende middelen. Dit is dan ook de inhoud van het voorstel. De stadsadvocaat vertegenwoordigd de gemeente in deze zaak en geeft in zijn brief d.d.27 oktober 1999 t.a.v. deze zaak zijn advies. Hij adviseert in te stemmen met de overeenkomst en het ingestelde beroep in te trekken, onder de voorwaarde dat het beroep ook namens alle andere appelanten wordt ingetrokken. De gemeente neemt bij dit de kosten van project geluidwerende voorzieningen voor haar rekening, aanvullend op de door de wegbeheerder aan te brengen voorzieningen. Omdat het een consequentie is van een besluit van de gemeente Nieuw-Ginneken (als onderdeel van het schikkingsvoorstel) moet het als een uniek geval zonder precedentwerking worden gezien. Het beheer en onderhoud van de wal en de schermen berusten op basis van de overeenkomst bij de Staat. Er heeft vanuit de gemeente frequent overleg plaatsgevonden met klankbordgroep A58. In een bijeenkomst d.d. 22 september 1999 zijn alle appellanten in het kader van de beroepsprocedure geraadpleegd t.a.v. het compromis. Verder zijn de appelanten diverse malen schriftelijk geraadpleegd en via de klankbordgroep persoonlijk benaderd. Met de gemeente Alphen-Chaam is overleg geweest. Zij schaart zich achter het standpunt van de klankbordgroep A58. Zij kan instemmen met de voorgestelde geluidwerende maatregelen. De commissie Milieu en Onderwijs kan zich met dit voorstel verenigen. Burgemeester en wethouders van Breda, Als bijlage bij dit voorstel is meegezonden: -3-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1999 | | pagina 1224