Volgens de Toelichting bij het wetsvoorstel is een bestuursorgaan in de in artikel 9:8 van de Awb, eerste en tweede lid, genoemde gevallen niet verplicht een klacht in behandeling te nemen. Wél is het bestuursorgaan daartoe bevoegd. In de hier voorgestelde regeling wordt er voor gekozen om in die gevallen de klacht niet te behandelen. De belangrijkste overweging hierbij is dat voor de klager een andere wettelijke voorziening heeft open gestaan of nog open staat om de door hem gewraakte gedraging aan te vechten en wij het niet doelmatig achten naast de reeds bestaande en met voldoende waarborgen omgeven procedures nog een afzonderlijke klachtenvoorziening te bieden. Artikel 11: Waar in artikel 9:12 Awb in het tweede lid het bestuursorgaan de verplichting wordt gegeven om bij de afdoening van een klacht de klager te wijzen op eventuele nog openstaande vervolgstappen, geldt voor Breda de situatie dat klager gewezen moet worden op de mogelijkheid om zijn klacht voor te leggen bij de Nationale Ombudsman. Artikel 12: Genoemde bepaling is bij amendement in de wet de opgenomen. De bedoeling van deze bepaling is dat inzicht verkregen wordt in het klachtenpatroon, hetgeen aanleiding kan zijn tot het ondernemen van actie. Hierbij gaat het uiteraard om geanonimiseerde publicatie. Het ligt in de rede, dat wij via de periodieke Maraps en jaarlijkse rapportages aan deze wettelijke verplichting uitvoering geven. Artikel 13 Analoog aan Artikel V van de Wet houdende de Aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht wordt een overgangsbepaling opgenomen met betrekking tot klachten welke zijn ingediend vóór 1 juli 1999 (de datum, waarop onderhavige verordening rechtskracht verkrijgt), respectievelijk klachten welke zijn ingediend na voornoemde datum maar betrekking hebben op gedragingen die vóór deze datum hebben plaatsgehad.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1999 | | pagina 1261