Gemeente Breda
Raadsbesluit jh
Registratienr: [9310]
Dienst/afdeling: DSB/SBB
De raad van de gemeente Breda;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders en met overname van de daarin vermelde
overwegingen;
gelet op artikel 225 van de Gemeentewet;
besluit:
vast te stellen de:
Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelastingen 2000.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
a parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders
dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van
personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen
voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan
niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;
b houder: degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden
beschouwd, met dien verstande dat voor een motorrijtuig dat is ingeschreven in het
krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens als houder
wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken
ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;
c parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten, met inbegrip van verzamelparkeer-
meters, en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur
wordt verstaan.
Artikel 2 Belastbaar feit
1 Onder de naam "parkeerbelastingen" worden de volgende belastingen geheven:
a een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens
deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door burgemeester en wethouders
te bepalen plaats, tijdstip en wijze;
b een belasting ter zake van:
1 een op grond van de Parkeerverordening Breda 1999 verleende vergunning voor het parkeren van
een voertuig op een belanghebbendenplaats;
2 een door burgemeester en wethouders verleende vergunning voor het parkeren van een voertuig
op een parkeerapparatuurplaats.
2 Op het aanvragen, beslissen, intrekken en wijzigen van een vergunning als bedoeld in het
eerste lid sub b onder 2 zijn de artikelen 3, 4, 5, 6 en 7 van de Parkeerverordening Breda 1999 van
overeenkomstige toepassing.
Artikel 3 Belastingplicht
1 De belasting bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, wordt geheven van degene die het
voertuig heeft geparkeerd.
2 Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:
a degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te
willen voldoen;
b zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, heeft
plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat:
1 indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt
overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeen
komst de huurder van het voertuig was, niet de houder maar de huurder wordt
aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd;
2 indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven,
die ander wordt aangemerkt als degene die het voertuig heeft geparkeerd.
-2-