Gemeente Breda Raadsbesluit Registratienr: [9310] Dienst/afdeling: DSB/SBB 3 De belasting bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen. 4 De belasting bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd. Artikel 4 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieven- en kostentabel. Artikel 5 Tijdstip van ontstaan van de belastingschuld 1 De belasting bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, is verschuldigd bij van het parkeren. 2 De belasting bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, is verschuldigd bij heffingstijdvak waarover de belasting wordt geheven. Artikel 6 Wijze van heffing en termijn van betaling 1 De belasting bedoeld in artikel 2, eerste lid onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte en moet worden betaald bij de aanvang van het parkeren. 2 De belasting bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte en moet worden betaald op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend. 3 Een naheffingsaanslag moet terstond worden betaald. Artikel 7 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit. Artikel 8 Bevoegdheid tot naheffingsaanslag, wielklem en wegsleep-regeling 1 Tot zekerheid van de betaling van een naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, kan aan het voertuig ook een wielklem worden aangebracht, waardoor wordt verhinderd dat het voertuig wordt weggereden. 2. Het college van burgemeester en wethouders wijst bij openbaar te maken besluit in alle gevallen de terreinen en weggedeelten aan waar de wielklem wordt toegepast. 3 Indien na het aanbrengen van de wielklem 24 uren zijn verstreken kan het voertuig naar een door de in artikel 231tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen plaats worden overgebracht en in bewaring worden gesteld. Artikel 9 Kosten 1 De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a van deze verordening, zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieven- en kostentabel. 2 De kosten van het aanbrengen en van het verwijderen van de wielklem, als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van deze verordening zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieven- en kostentabel. 3 De kosten voor de overbrenging en bewaring, als bedoeld in artikel 8, derde lid, van deze verordening zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieven- en kostentabel. 4 Het bedrag van de ingevolge het tweede en derde lid in rekening te brengen kosten wordt bij beschikking vastgesteld. de aanvang de aanvang van het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1999 | | pagina 1288