Gemeente Breda Registratienr: [8990] RaadsvoorstelDienst/afdeling: SAW/AB Bij het invoeringstraject decentralisatie huisvesting heeft een inventarisatie plaatsgevonden van de startsituatie (de zogenaamde nulmeting). Een belangrijk onderdeel hierbij was de vastlegging van de bestaande capaciteit en de bezetting van de lokalen. In de bijlagen bij de nota is een overzicht opgenomen van de aanwezige capaciteit, de bezetting en de leegstand, overigens naar de actuele stand per oktober 1998. Zoals op pagina 14 is venwoord is er bij het basisonderwijs een relatieve overcapaciteit (11% op totaal 636 lokalen) waarop nog een aantal sturingsmogelijkheden van toepassing zijn. Bij het speciaal onderwijs (265 lokalen) is geen leegstand. De capaciteit bij het voortgezet onderwijs wordt uitgedrukt in beschikbare m2 vloeroppervlakte (aanwezig 89.344 m2) waarbij ruim 9% niet in gebruik is. Hierbij dient wel te worden opgemerkt dat de leegstand bij het voortgezet onderwijs, welke is uitgedrukt in vierkante meters niet in relatie staat tot lokaal eenheden. Er bestaat vaak een onvoordelige verhouding tussen bruto en netto m2 vloeroppervlakte vanwege de vele verkeersruimten waardoor de school moeilijk met de genormeerde oppervlakte kan volstaan. Prognoses In hoofdstuk 7 van het rapport wordt ingegaan op de leerlingprognoses die een belangrijke rol spelen in de besluitvorming rond de huisvesting van een school. Op grond van de ontwikkeling van het aantal leerlingen is te constateren dat het aantal leerlingen in het basisonderwijs in de bestaande stad (exclusief de stadsuitbreiding) eerst in het jaar 2010 een daling te zien geeft met ongeveer 3,5%. (14.134 leerlingen in 2010 ten opzichte van 14.672 leerlingen in 1999) De onderwijskundige ontwikkelingen binnen het speciaal onderwijs maken het onmogelijk voor dit onderwijstype voorspellingen te doen. Het landelijk beleid is erop gericht om tot stabilisatie te komen en via WSNS de verwijzing naar het speciaal onderwijs te voorkomen en de leerlingen binnen het basisonderwijs te houden. De ontwikkeling van het aantal leerlingen in het voortgezet onderwijs stijgt in de jaren 1998 tot en met 2010 met 15,8% (10.238 leerlingen in 2010 en 8.840 leerlingen in 2000). 2. Bestaande stad (inclusief vervangende nieuwbouw) In hoofdstuk 8 van de nota is een berekening gemaakt van de noodzakelijke capaciteit op basis van de prognoserapporten. De conclusie is dat het aantal lokalen in de bestaande stad tot het jaar 2005 nog toeneemt en daarna afneemt te weten: - huidig aantal lokalen 565 - raming in 2000 568 - raming in 2005 572 - raming in 2010 553 Door inzet van sturingsmogelijkheden kan de leegstand bij het basisonderwijs per ultimo 2010 worden teruggebracht tot 43 lokalen dus van 11% naar 6% te weten: jaar 1999 jaar 2000 beschikbare lokalen 636 636 benodigde capaciteit 565 553 leegstand 71 83 maatregelen -/- 40 43 In hoofdstuk 10 van de nota zijn de sturingsmogelijkheden nader toegelicht. Deze maatregelen betreffen o.a.: a. afstoten van gebouwen; b. verhuren van schoolgebouwen voor andere dan onderwijsbestemming; c. medegebruik van schoollokalen; d. verplaatsen van tijdelijke voorzieningen in plaats van nieuwe voorzieningen; e. herschikking van gebouwen; f. huuropzegging; g. multifunctioneel gebruik van gebouwen. In de nota is een berekening gemaakt van de binnen de begroting onderwijs vrijvallende middelen voor de komende tien jaar conform de bestaande afschrijvingsmethodiek. Bijlage 6 van de nota geeft hier inzicht in. In 2010 zijn de lasten gedaald tot 15,5 miljoen (1999 nog 19,3 miljoen). De inzet van de sturingsmogelijkheden brengt dit getal terug tot 14,6 miljoen in 2010 (1999 19,1 miljoen).

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1999 | | pagina 1339