25-81-1999 10=07 UB DEL0IT1E TOUCHE PICCU 0164 25B669 P.05 Delortte Touche 990065 R- 3 Voor de overige kostencomponenten zoals materiële uitgaven en kapitaal lasten is in de meeste gevallen uitgegaan van de beschikbare budgetten in de begrotingen 1998 van de beide be staande GGD-organisaties. Deze benadering vinden wij reëel. Over enkele specifieke aspecten merken we het volgende op. 2.1. Gemiddelde loonkosten. De methodiek van de berekening van de personeelskosten is in het bedrijfsplan duidelijk toe gelicht en komt er op neer dat grotendeels op grond van productnormen de benodigde perso nele formatie is afgeleid. Voor wat betreft het kostenniveau is per functie uitgegaan van het gewogen gemiddelde van de werkelijke personeelskosten van bende bestaande GGD'n. Hier door is de aansluiting gerealiseerd met de huidige kosten per functie. 2.2. Productiviteit per medewerker. De berekening van de productiviteit per medewerker is in een bijlage van de productbegroting gespecificeerd en komt ons aanvaardbaar voor. Ons is medegedeeld dat ook het huidige perso neel hiermee kan instemmen. Wij merken nog op, dat de uren voor instructie, begeleiding, inwerken en terugkoppeling niet als improductieve uren zijn verbijzonderd. De projectleider deelde ons mee, dat hiermee bij de normering van de productieve uren rekening is gehouden. 2.3. Integrale kostprijs. Uitgangspunt van het bedrijfsplan is de toerekening van zowel de variabele als de vaste kosten middels opslagen in de uurtarieven aan, in beginsel, alle producten. Dit betekent dat aanvul lende diensten duurder uitvallen dan in de bestaande situatie, waarbij (een groter deel van) de overhead ten laste komt van de reguliere taken. In het bedrijfsplan is aangegeven, dat de kos tentoerekening op termijn verder wordt verfijnd en dat dit tot kleine verschuivingen tussen af delingen en producten kan leiden. Met de basisgedachte van de integrale kostprijsberekening kunnen wij instemmen. Wel heeft dit tot gevolg, dat intckentaken zwaarder met overhead worden bcla3t. Dit maakt deze taken voor de gemeenten duurder en wellicht daardoor minder aantrekkelijk. Als gemeenten deze ta ken afstoten zal de fusie-GGD voor dat deel van de overhead elders dekking moeten zoeken. Dergelijke afwegingen kunnen in een marktplan van fusie-GGD aandacht krijgen. VB Deloïtte Touche

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1999 | | pagina 181