Gemeente Breda
Raadsvoorstel
Registratienr: [6611]
Dienst/afdeling: DSB/ASA
In de Beleidsnota regelgeving binnenstad 1994 wordt hierover het volgende gezegd:toetsing door
de welstandscommissie ligt (dan) voor de hand; de toepassing van kunststof meubilair is uitgesloten
omdat de kwaliteit en de kleurstelling van dat materiaal, op zijn minst op dit moment, niet passen in
een historische omgeving."
Hieruit kan geconcludeerd worden dat geen strikt verbod op de toepassing van kunststof materiaal
wordt bedoeld. Enkel die kunststof materialen die strijdig zijn met de historische omgeving van de
binnenstad van Breda zijn niet toegestaan. De beoordeling hiervan is voorbehouden aan de com
missie Welstand, architectuur en monumenten.
Inspraakreactie:
In het concept was opgenomen het voorstel om het verbod op toepassing op kunststof materiaal
geheel op te heffen. Kunststof terrasmeubilair zou daardoor enkel afgewezen kunnen worden op
basis van welstandaspecten. Hierop heeft de Commissie Welstand, Architectuur en Monumenten
(WAM) volledig negatief gereageerd. Daarom heeft nader overleg met de ambtelijk secretaris van
WAM plaatsgevonden, waarna WAM een nader standpunt heeft ingenomen. Dit standpunt is volledig
overgenomen in dit voorstel en komt neer op handhaving van het verbod op kunststof meubilair, tenzij
daartegen geen overwegende bezwaren vanuit een oogpunt van welstand bestaan. Hierdoor is de
mogelijkheid aanwezig om kunststof terrasmeubilair te gebruiken. Voorwaarde is dat het moet gaan
om terrasmeubilair dat gelijkend is op rotan. Het nadere advies van WAM is bijgevoegd.
Om kunststof terrasmeubilair mogelijk te maken wordt voorgesteld de tekst van artikel 11 lid 1 van de
BRV als volgt te wijzigen:
"Het op een terras toe te passen meubilair en eventuele bloembakken moeten, naar het oordeel van
burgemeester en wethouders, gehoord de commissie W.A.M., passen in het karakter van de
historische binnenstad; toepassing van kunststof is niet toegestaan, tenzij hiertegen geen
overwegende bezwaren vanuit een oogpunt van Welstand bestaanf'
II. Terrassen in straten smaller dan 8 meter
Artikel 8, lid 1, sub b van de BRV stelt dat een terrasvergunning uitsluitend kan worden verleend:
b. In overige straten in het voetgangersdomein, voor een gevelterras, voorzover de straat ter plaatse
van de bebouwing minimaal 8 meter breed is....;
In de Beleidsnota regelgeving binnenstad 1994 staat hierover:De belangrijkste functie van de
openbare ruimte is de verkeersfunctie; indien voor de functie voldoende ruimte wordt gelaten, kan aan
de plaatsing van terrassen worden gedacht; de genoemde randvoorwaarden geven hiervoor voldoen
de houvast. De genoemde minimale vrije straatbreedte voor voetgangersgebieden is gebaseerd op de
noodzakelijke vrije verkeersruimte voor o.a. de brandweer van 4 meter en de inrichtingsvoorstellen
met twee draingoten en een middenloper. De afstand van het terras tot aan de draingoot moet
minimaal 0,50 meter bedragen. Slechts om voldoende ruimte te laten aan de verkeersfunctie zijn de
minimale randvoorwaarden van betekenis."
In de binnenstad van Breda bevinden zich enkele kleinere horecagelegenheden in straten die net iets
minder breed zijn dan de gestelde 8 meter (2% minder breed). Deze horecagelegenheden
(voornamelijk L.Brugstraat 2 horeca-ondernemers) zouden bij strikte toepassing van de BRV niet meer
in aanmerking komen voor een terrasvergunning. Zij hadden echter voorheen een terrasvergunning
voor onbepaalde tijd.
Voorstel: