Gemeente Breda Raadsvoorstel Registratienr: [7163] Dienst/afdeling: RME/JZ Consequenties Vanwege de geringe omvang van het onderhavige plan is besloten geen vooroverleg als bedoeld in artikel van het besluit op de Ruimtelijke Ordening te voeren. Een dergelijk overleg is niet verplicht gesteld en vindt, indien noodzakelijk, plaats met diensten van rijk en provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening alsmede onder andere met eventueel betrokken waterschapsbesturen. Voor de betrokken burgers is een apart inspraaktraject gevolgd. In het kader van deze inspraak heeft het voorontwerp van het bestemmingsplan vanaf 7 december 1998 gedurende een maand ter inzage gelegen en heeft op 16 december 1998 een inspraakavond plaatsgevonden. Tijdens deze procedure is gelegenheid geboden aan eenieder op het plan in te spreken. Van deze gelegenheid is door diverse personen gebruik gemaakt. Het opnemen van voorschriften omtrent de architectonische vormgeving is niet mogelijk. Het ligt verder niet voor de hand om voor een dergelijk klein plan een beeldkwaliteitsplan op te stellen. In het kader van de vormgeving zijn slechts de in de voorschriften opgenomen bouwvoorschriften van belang. Over de verdere vormgeving van het eventueel op te richten gebouwencomplex zal de Commissie Welstand, Architectuur en Monumenten zich moeten buigen. Het is gebruikelijk om in de voorschriften bij bestemmingsplannen, indien nodig, te verwijzen naar de nota "Navigeren in parkeren" omdat daarin de normering voor parkeren in aangegeven en deze niet in het bestemmingsplan op te nemen. Voor de goede orde wordt opgemerkt dat voor de onderhavige locatie thans een norm geldt van 1,3 parkeerplaats per woning wat betekent dat op eigen terrein minimaaM parkeerplaats moet worden gerealiseerd en in het openbare gebied 0,3 parkeerplaats per woning. In de vrijstellingsbepaling als bedoeld in artikel 4 onder 1 van de voorschriften is geen maatvoering opgenomen omdat dit soort zaken niet vooraf te kwantificeren is. De toevoeging gering geeft echter voldoende aan dat het hier om niet ingrijpende wijzigingen gaat. Overigens zal bij elke toepassing van deze vrijstellingsbevoegdheid een belangenafweging plaats moeten vinden waarbij uiteraard ook de belangen van de directe omgeving worden meegewogen. De in artikel 6 opgenomen wijzigingsbevoegdheid is een standaardbepaling die in overleg met de nutsbedrijven is geformuleerd. Het kan soms nodig blijkens dat binnen een wijk of gebied een grotere nutsvoorziening moet komen dan de standaardvoorziening en daarvoor is deze wijzigingsbevoegdheid bedoeld. Ook hierbij geldt uiteraard dat een integrale belangenafweging zal moeten plaatsvinden. Conclusie. Deze zienswijzen worden ais ongegrond beoordeeld. 3. M. van Nunen-Rijkers. De zienswijzen zijn op 7 april 1999 ingekomen. Op grond van artikel 23 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening dient een ontwerp van een bestemmingsplan gedurende 4 weken voor eenieder ter inzage te worden gelegd. Gedurende deze termijn staat voor een ieder de mogelijkheid open tegen dit ontwerp-bestemmingsplan schriftelijk zienswijzen kenbaar te maken bij de gemeenteraad. De ter inzage termijn voor het ontwerp-bestemmingsplan "Christus Koning kerk" liep vanaf 8 maart 1999 tot 5 april 1999. Vanwege het feit dat de laatste dag van de ter inzage termijn een zondag was hadden de zienswijzen dan ook uiterlijk op maandag 5 april 1999 moeten zijn ingediend. Deze zienswijze wordt als niet ontvankelijk beoordeeld en op de inhoud wordt in verband hiermee dan ook niet verder ingegaan. Conclusie. -4-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1999 | | pagina 626