Gemeente Breda Raadsvoorstel Registratienr: [7351] Dienst/afdeling: RME/MB Als uiterste datum voor de inwerkingtreding van de nieuwe regelgeving wordt 1 januari 2002 aangehouden. Tot die tijd is het noodzaak dat het huidige instrumentarium gehanteerd kan blijven. Reden waarom een wetsvoorstel in procedure is genomen om de expiratiedatum van de Interimwet te verlengen tot 1 januari 2002. Zonder Interimwet dienen gemeenten noodgedwongen terug te vallen op het toetsingskader van de Wet milieubeheer, hetgeen vergunningverlening bijkans onmogelijk maakt. Op 30 juni 1994 is door de gemeenteraad van Breda de provinciale Leidraad Veehouderij en Milieu overgenomen als eigen gemeentelijk beleid. Dit gemeentelijk beleid is op 22 juli 1994 in werking getreden. Doel van de provinciale Leidraad was om de ammoniakemissie afkomstig van veehouderijbedrijven in Noord-Brabant te verminderen. Op 26 augustus 1994 is de Interimwet ammoniak en veehouderij in werking getreden met een looptijd van 5 jaar. In de Interimwet is bepaald dat in gemeenten die in een mestoverschotsgebieden zijn gelegen (waaronder de gemeente Breda) geen enkele uitbreiding of oprichting van een individueel veehouderijbedrijf is toegestaan, tenzij er sprake is van een goedgekeurd Arp en aan de in het plan gestelde voorwaarden wordt voldaan. Een wezenlijk onderdeel van de Interimwet vormen derhalve de gemeentelijke Ammoniakreductieplannen (Arp's). De model-Arp's zijn in nauw overleg met de Arp-comparanten (gemeenten, gewesten, landbouw- en milieu-organisaties, de Regionale Inspectie Milieuhygiëne en LNO {landbouw, Natuur en Openluchtrecreatie}) tot stand gekomen. Ook deze plannen, die een zelfde looptijd hebben als de Interimwet, zullen verlengd moeten worden. Een Arp maakt het mogelijk een ten opzichte van de landelijke wetgeving, flexibeler ammoniakbeleid te voeren. Voor de regio Centraal- en Oost-Brabant is dit van belang gezien de ernstige verzuringsproblematiek in deze regio. Door de gemeenteraad van Breda is op 21 december 1995 het model-Arp Centraal- en Oost-Brabant vastgesteld als gemeentelijk beleid. Ook de voormalige gemeenteraden van Nieuw-Ginneken, Prinsenbeek en Teteringen hebben op resp. 27 juni 1995, 19 december 1996 en 31 oktober 1996 een Arp als gemeentelijk beleid vastgesteld. Het door Nieuw-Ginneken vastgestelde Arp is eveneens gebaseerd op het model-Arp Centraal- en Oost-Brabant. De door Prinsenbeek en Teteringen vastgestelde Arp's zijn gebaseerd op het model-Arp West-Brabant. De uitgangspunten van het Arp (Breda en Nieuw-Ginneken) zijn: 1Gebiedscompartimentering om een verdere ammoniakconcentratie in Centraal- en Oost-Brabant te voorkomen; 2. Saldering (aankopen ammoniakemissie en depositie); 3. Toepassing van de Best Uitvoerbare Methoden (BUM); 4. Emissie-stand-still op bedrijfsniveau. De uitwerking van de hiervoor genoemde uitgangspunten gebeurt met behulp van vier methoden: 1. Basismethode; 2. Uitgestelde basismethode; 3. Beste-lokatie-methode; 4. Aanvullende saldomethode. De uitgangspunten van het Arp (Prinsenbeek en Teteringen) zijn: 1. Gebiedscompartimentering; 2. Saldering (aankopen ammoniakemissie en depositie); 3. Toepassing van de Best Uitvoerbare Methoden (BUM); 4. Depositiegrenswaarden. De uitwerking van de hiervoor genoemde uitgangspunten gebeurt met behulp van één methode. Deze methode kent verschillende depositiegrenswaarden voor nieuwvestiging en uitbreiding van bedrijven. Alvorens nader op de verlenging van de Arp's in te gaan, is het zaak eerst te vermelden dat de gemeentelijke Ammoniakreductieplannen, die zijn afgeleid van een onder regie van de provincie door de comparanten (toentertijd de Provincie Noord-Brabant, de Gewestelijke Raad voor het Landbouwschap en de Vereniging van Brabantse Gemeenten) opgesteld model, de laatste jaren nogal onder vuur hebben gelegen bij de rechter. Dit was direct terug te voeren op enige onvolkomenheden c.q. onduidelijkheden van de Interimwet. Gevolg van de rechterlijke uitspraken was wel dat de Arp's op enkele punten buiten toepassing moest worden gelaten. Het streven om via bedrijfsontwikkeling milieuwinst te behalen kwam om deze reden sterk onder druk te staan. -2-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1999 | | pagina 646