Gemeente Breda
Raadsvoorstel
Registratienr: [7351]
Dienst/afdeling: RME/MB
Dankzij de verplichte aankoop van varkensrechten bij uitbreiding, wordt niettemin op dit moment een
ammoniakreductie bereikt.
De Arp's kunnen weer in volle omvang worden toegepast zodra de interimwet is gerepareerd.
Tot een vaststelling van een reparatiewet is het tot op heden nog niet gekomen. De reden daarvan ligt
in de juridische gecompliceerdheid van enkele door te voeren aanpassingen. De definitieve tekst
staat op dit moment dan ook nog niet vast.
Het gemeentelijk ammoniakreductieplan (alleen verlenging of ook wijziging)
In het kader van de ontwikkeling van het toekomstig ammoniakbeleid is in de zomer van 1997 een
werkgroep ingesteld om het model-Arp Centraal- en Oost-Brabant te evalueren. Deze werkgroep
bestaat uit vertegenwoordigers van de comparanten, aangevuld met vertegenwoordigers van de
Brabantse Milieufederatie en de Regionale Inspectie Milieuhygiëne. In deze werkgroep is de
gemeente Breda ambtelijk vertegenwoordigd. Uit de verschillende bijeenkomsten die op instignatie
van deze werkgroep in de gewesten werden georganiseerd, bleek dat er op ambtelijk niveau een
grote mate van overeenstemming was om het Arp als instrument te blijven gebruiken. Het biedt een
handzaam kader om aanvragen om vergunningen te beoordelen, waarmee ook de sector inmiddels
vertrouwd is geraakt. Wel achtte men het, gelet op de inmiddels opgedane ervaringen met het Arp,
zinvol om het Arp op een aantal punten aan te passen in de vorm van het aanbrengen van
verduidelijkingen en vereenvoudigingen.
Tevens vroeg men zich af of het niet beter was het Arp thans al zoveel mogelijk aan te passen aan
toekomstige wetgeving, waaronder de reconstructie.
Ook op bestuurlijk regionaal niveau is men de mening toegedaan dat het huidige regionaal gedragen
ammoniakreductiebeleid via de Arp's moet worden voortgezet.
De discussie heeft zich de afgelopen maanden toegespitst op de vraag of het Arp niet alleen verlengd
maar ook aangepast moet worden.
Inmiddels zijn alle bij de invulling van het regionale ammoniakbeleid betrokken partijen, tesamen
vertegenwoordigd in het comparantenoverleg Arp, tot de conclusie gekomen dat het de voorkeur
verdient op dit moment te volstaan met het enkel verlengen van de werkingsduur van de Arp's. Indien
de Ammoniakreductieplannen niet verlengd zouden worden, wordt voor het ammoniakbeleid
teruggevallen op de Interimwet ammoniak en veehouderij. Hetgeen betekent dat de ontwikkeling en
dynamiek van de agrarische sector in de mestoverschotsgebieden stil komt te liggen. De bedrijven in
dergelijke gebieden zouden dan geen mogelijkheden hebben om uit te breiden. Hierdoor komt de
toepassing en ontwikkeling van emissie-arme stalsystemen werderom onder druk te staan.
Het anticiperen op toekomstige wetgeving bergt het gevaar in zich dat de aanpassingen ongedaan
gemaakt worden als blijkt dat de uiteindelijke wet, een andere inhoud krijgt dan thans voorzien.
De comparanten achten het derhalve zinvoller de energie te richten op het inspelen en meedenken
over het toekomstige ammoniakbeleid.
Een aanpassing kan weer aan de orde komen indien veel vertraging ontstaat in de voortgang van het
in gang gezette proces van reconstructie en van de ontwikkeling van het toekomstige
ammoniakbeleid.
De resultaten van de behandeling door de Tweede Kamer van de ontwerp-reconstructiewet, inclusief
de voorstellen voor het toekomstige ammoniakbeleid -naar verwachting worden deze in het najaar van
1999 bekend -kunnen hierbij bepalend zijn.
Samenvatting
Door de verlenging van de Interimwet ammoniak en veehouderij per 26 augustus 1999, kan het
regionale ammoniakreductiebeleid worden voortgezet. Helaas zal het waarschijnlijk niet mogelijk zijn
de verlenging van de Interimwet gelijktijdig met een reparatie door te voeren. De consequenties
daarvan zijn milieuhygiënisch gezien vrij gering door de nieuwe regeling van de varkensrechten. Na
inwerkingtreding van de reparatiewet kan het regionale ammoniakreductie-beleid weer direct in volle
omvang worden toegepast. Aanpassingen zijn hiervoor niet nodig.