Gemeente Breda Raadsvoorstel Registratienr: [7283] Dienst/afdeling: SAW/WOA de afschaffing van een draagkrachtafhankelijke bijdrage voor speciale scholen voor basisonderwijs bij een afstand van meer dan 20 km In de huidige verordening was opgenomen dat voor leerlingen die een speciale school voor basis onderwijs op een afstand van meer dan 20 km bezoeken een draagkrachtafhankelijke bijdrage wordt gevraagd. Tijdens de Kamerbehandeling is deze bepaling in het wetsvoorstel geschrapt. de invoering van het drempelbedrag en het vervallen van de verplichte eigen bijdrage Huidige situatie De huidige Verordening leerlingenvervoer regelt de gehele of gedeeltelijke vergoeding van noodzakelijk te achten vervoerskosten ten behoeve van schoolbezoek: a) voor wat betreft leerlingen van het (voortgezet) speciaal onderwijs; b) voor wat betreft leerlingen van het reguliere basisonderwijs. Voor vergoeding of door de gemeente georganiseerd vervoer komen ouders in aanmerking met kinderen die op een in de verordening genoemde afstand van de school wonen. Ouders van leerlingen van het reguliere basisonderwijs en van LOM- en MLK-scholen met een inkomen hoger dan 39.000,- betalen een eigen bijdrage van 250,- per schooljaar. Ouders van wie het kind een reguliere basisschool, LOM- of MLK-schooi bezoekt op meer dan 20 kilometer afstand van de woning, betalen naar draagkracht mee aan de vervoerskosten. De eigen bijdragen waren strikt geregeld in de Wet op het basisonderwijs en de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs. Nieuwe situatie Op 10 december 1998 is een wetswijziging tot verruiming van de bijdrageregeling in het leerlingenvervoer vastgesteld. Deze wijziging treedt in werking met ingang van 1 februari 1999. De verruiming van de bijdrageregeling is een uitvloeisel van de evaluatie van het leerlingenvervoer in 1994. Daarbij kwam naar voren (analyse VNG) dat de middelen die gemeenten via het Gemeentefonds voor het leerlingenvervoer ontvangen ruim 25 miljoen tekortschieten. Inmiddels is dit tekort verder opgelopen naar zo'n 50 miljoen. Hiervan wordt een deel, 9 miljoen vanwege de aanpassing van de Regeling zitplaatsenverdeling, voor de jaren 1999 en 2000 (vooralsnog eenmalig) gecompenseerd via het Gemeentefonds. De wetswijziging moet gemeenten meer ruimte geven om de kosten van het leerlingen-vervoer te beheersen. Met de wetswijziging is de verplichte eigen bijdrage van 250,-, die bij ouders met een inkomen van meer dan 39.000,- in rekening werd gebracht, komen te vervallen. In plaats daarvan krijgt de gemeente de mogelijkheid een zogeheten drempelbedrag in te voeren. Het drempelbedrag kan, evenals dat tot dusverre bij de verplichte eigen bijdrage het geval was, uitsluitend in rekening worden gebracht bij ouders van leerlingen die een school voor basisonderwijs, een speciale school voor basisonderwijs of een school voor speciaal voortgezet onderwijs bezoeken. Deze ouders moeten dan een inkomen hebben van meer dan 40.000,- op jaarbasis (ongeveer 130% van het minimumloon). In het oorspronkelijke wetsvoorstel werd een inkomensgrens van 33.000,- (=110% van het minimumloon) voorgesteld. Invoering van het drempelbedrag houdt in dat de kosten van het openbaar vervoer tot aan deze kilometergrens voor rekening van de ouders komen. De invoering van het drempelbedrag maakt daarmee een meer rechtvaardige regeling van de ouderlijke bijdragen mogelijk. Immers, voorkomen wordt dat de bijdrage van ouders met kinderen die net boven de minimale reisafstand wonen (bijvoorbeeld 4, 1 km) sterk verschilt van die van ouders met kinderen die net onder de minimale reisafstand wonen (bijvoorbeeld 3,9 km). In beide gevallen betalen ouders de reiskosten tot maximaal de grens van 4 km zelf. De kosten van het openbaar vervoer dienen op grond van de wet te worden bepaald op basis van de zone-indeling. In onze situatie gaat het om drempelbedragen van 1 of 2 zones, respectievelijk 370,- of 600,-- per jaar. -3-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1999 | | pagina 656