Gemeente Breda Registratienr: [7767]
RaadsvoorstelDienst/afdeling: SAW/AB
Betreft:
Inleiding
Voorstel
Motivering/Toelichting
Agendapuntnummer 134 Aantal bijlagen: -
voorbereidingskrediet uitbreiding kinderopvang en buitenschoolse opvang.
In de commissievergadering SAW van 4 februari 1999 is het rapport van ICS besproken met
betrekking tot uitbreiding van de capaciteit van de kinderdagverblijf- en buitenschoolse opvang (verder
KDV en BSO). Dit rapport is opgesteld om de mogelijkheden te bezien het probleem van de
wachtlijsten op het gebied van beide vormen van kinderopvang op zo kort mogelijke termijn op te
lossen. Door ICS is berekend dat het hierbij gaat om een tekort van circa 600 kindplaatsen. Op de
korte termijn 01-01-2001) dienen hiervan er 444 gerealiseerd te worden, waarin verplicht minimaal
260 plaatsen voor de BSO.
Op basis van een (budgettair neutrale) variant, dwz. uitbreiding van het aantal plaatsen met
gebruikmaking van de ter beschikking te stellen rijksmiddelen zonder inzet van gemeentelijke
middelen, een aantal van 444 kindplaatsen te realiseren.
Voor de inhoudelijke motivatie verwijzen wij u kortheidshalve naar de collegeomslag nr. 156 en het
verslag van de bespreking van de commissie SAW van 24 januari 1999.
1In te stemmen met het voorfinancieren van de uitbreiding van de capaciteit met circa 450
plaatsen in de kinderdagverblijven en buitenschoolse opvang op basis van een budgettaire
neutrale variant
2. Ten behoeve hiervan een voorbereidingskrediet beschikbaar te stellen tot een bedrag van
1.100.000,-.
Het ICS-rapport onderscheidt acties voor de korte en voor de wat langere termijn. Voor de korte
termijn gaat het vooral om de realisering van de verlangde uitbreiding. De daarbij gemaakte keuzen
voor concrete uitbreidingsmogelijkheden worden vooral ingegeven door de noodzaak tot snelle
uitbreiding en minder door motieven die bij het nieuw te formuleren beleid een rol gaan spelen.
Vooralsnog wordt voorgesteld een zodanig aantal plaatsen te realiseren dat kan worden volstaan met
het gebruikmaken van de door de rijksoverheid beschikbaar te stellen middelen. Daarbij is het van
belang aan te geven dat inzet van de stimuleringsmaatregel BSO een verplichting tot realisatie
inhoudt. Dit betekent dat, wil de gemeente Breda de over de jaren 1999 en 2000 te verkrijgen
stimuleringsgelden BSO ook inderdaad behouden, er per 31-12-2000 262 plaatsen moeten zijn
gerealiseerd. In dit model worden geen autonome gemeentelijke middelen ingezet, maar wordt ten
volle geprofiteerd van de van rijkswege ter beschikking te stellen middelen. Daarbinnen ligt nog de
keuze voor om, uit een oogpunt van snelle realisatie, te kiezen voor een vorm van voorfinanciering
door de gemeente of wachten met realisatie tot de rijksmiddelen zijn verkregen. Nadeel van de
wachtvariant is dat eerst in 2006 een aantal plaatsen van 463 zal zijn gerealiseerd terwijl in de
voorfinancieringsvariant een aantal van circa 450 reeds in 2001 zal zijn gerealiseerd.
Wij hebben in onze vergadering van 26 januari 1999 besloten de keuze op de voorfinancierings
variant te laten vallen. Dit stellen wij uw raad dan ook voor.
Om op zo kort mogelijke termijn het aantal van circa 450 kindplaatsen te realiseren is een
voorbereidingskrediet nodig om de noodzakelijke maatregelen te kunnen treffen, zoals het maken van
ontwerpen, bestekken, aanbestedingen, onderhoudsinspecties etc. etc. Een definitieve opgave van de
kosten van 450 kindplaatsen kan pas worden gegeven als de aanbestedingen hebben
plaatsgevonden. Het voorbereidingskrediet wordt berekend op basis van ingeschatte normbedragen
van de investeringskosten voor de bouw per kindplaats alsmede een inschatting van een verdeling
naar nieuw- en verbouw.
Op basis van bovenstaande wordt uitgegaan van
1. 150 plaatsen KDV en 300 BSO
2. het ingeschatte normbedrag investeringskosten per kindplaats:
2700,-/m2 nieuwbouw en 1000,-/m2 verbouw