Gemeente Breda
Raadsvoorstel
Registratienr: [7633]
Dienst/afdeling: SAW/KCO
Het toepassen van de Bredase regelgeving m.b.t. de sportaccommodatie tarieven
(lastenverzwaring voor een aantal sportverenigingen uit de voormalige randgemeenten van in
totaal meer dan fl 300.000) in relatie met het verlagen van de subsidienorm kan leiden tot het
einde van sportactiviteiten bij een aantal organisaties in de voormalige randgemeenten.
Het opnieuw opbouwen van subsidieverordeningen en beleidsregels (c.q. uitvoeringsregels) wordt
na een herindeling regelmatig voorgenomen.
De Bredase subsidieregelgeving is (meestal inclusief de daarin opgenomen bedragen) in zijn
algemeenheid van 'al wat oudere datum':
Harmonieën fanfares: 1972;
Sport: 1981;
Tal van welzijnsactiviteiten/'Hou't Simpel': 1989.
Amateurkunst: 1977.
In afwachting van een nieuw op te bouwen subsidieregelgeveng per 2001 zijn op een aantal
beleidsterreinen echter nu (2000) reeds extra middelen nodig om acute knelpunten tijdelijk te
ondervangen. Het betreft de volgende beleidsterreinen.
Ouderenwerk.
Uitgaande van 130.000 inwoners werd in "oud Breda" via het SOB ongeveer fl 23,40 per inwoner
aan ouderenwerk uitgegeven. In de voormalige randgemeenten wordt op dit moment aan
ouderenwerk fl 8 per inwoner uitgegeven. Om het ouderenwerk in de voormalige randgemeenten
dat wordt werd verzorgd door RSWO, Seniorenraad en Markenlanden te integreren in de
werkzaamheden van het SOB en om het niveau van de voorzieningen op Bredaas peil te brengen
zijn extra middelen nodig.
Uitgaande van fl 23,40 per inwoner voor ouderenwerk zou erlineair doorgerekend, ongeveer fl
415.000 extra (27.000 x [fl 23,40 minus fl. 8]) nodig zijn om het ouderenwerk in de voormalige
randgemeenten op Bredaas niveau te incorpereren in de werkzaamheden van de SOB. Een aantal
componenten van de eerdervermelde fl 23,40 voor ouderenwerk laat zich echter niet lineair
doorrekenen. Zo zullen de overheadkosten zeker niet evenredig toenemen, maar zal slechts een
marginale uitbreiding van de overhead nodig zijn om incorporatie te bewerkstelligen. Deze extra
overheadkosten zijn vooralsnog gesteld op fl 25.000. Indien er vanuitgegaan wordt dat het
ouderenwerk in de voormalige randgemeenten toegevoegd gaat worden aan de (5) districten, kan
verder verondersteld worden dat ook de districtskosten niet lineair zullen toenemen. Er wordt
immers meegeprofiteerd van de bij de districten reeds aanwezige infrastructuur en professionele-
en vrijwilligersinzet.
Rekening houdend met deze niet-lineaire componenten is circa fl 134.000 extra nodig om de
voorzieningen voor ouderenwerk in de voormalige randgemeenten te incorporeren in de
werkzaamheden van het SOB en op Bredaas niveau te brengen Om de voorzieningen echter op
dat niveau te houden zal structureel een dergelijk bedrag noodzakelijk zijn.
In onderstaand overzicht is schematisch de opbouw van de vermelde fl. 134.000 weergegeven.
Maatschappelijk werk
Het IMW verrichte tot aan de gemeentelijke herindeling maatschappelijk werk in de gemeenten
Prinsenbeek, Teteringen en Nieuw Ginneken. Dit werk werd gesubsidieerd op basis van
vastgestelde formatie, waarbij volledige toerekening van overheadkosten werd toegepast. Na
afloop van het begrotingsjaar werd op basis van de feitelijke kostenontwikkeling (loonontwikkeling
op basis van CAO, inclusief incidentele loonontwikkeling, en prijsontwikkeling op basis van CBS-
prijsindex) afgerekend. Aangezien binnen de subsidieringssystematiek van Breda een
nacalculatorische afrekening op basis van feitelijke kostenontwikkeling niet wordt toegepast zijn
zich sedert de gemeentelijke herindeling financiële tekorten in de exploitatie gaan voordoen.
Door de gemeentelijk herindeling zijn in beginsel alle budget gefinancierde activiteiten van het
IMW ook beschikbaar gekomen voor inwoners van de voormalige randgemeenten. Dit geldt met
name voor het sociaal raadsliedenwerk, dat door de voormalige randgemeenten niet werd
gesubsidieerd. Het op Bredaas niveau brengen van deze voorzieningen vergt een extra
investering.
-3-