Gemeente Breda
Raadsvoorstel
Registratienr: [7793]
Dienst/afdeling: RME/JZ
Het gebied met de bestemming"Agrarisch bouwblok" was gelegen ten zuiden van het gebied met de
bestemming "Agrarisch gebied zonder bebouwing met landschappelijke waarde" en correspondeert
nagenoeg met het gebied dat op grond van het thans vigerende bestemmingsplan Chaamseweg-
Chaamsebaan de bestemming "bedrijfsdoeleinden Z 2" heeft.
Dit gebied was ingevolge het bestemmingsplan Verkeerswegen bestemd om bebouwd te worden ten
dienste van een agrarisch bedrijf.
Ter plaatse mochten onder bepaalde voorwaarden bouwwerken uitsluitend ten behoeve van een
agrarisch bedrijf worden opgericht, waaronder een bedrijfswoning.
Het bestemmingsplan Verkeerswegen regelt met name de planologische inpassing van de rijksweg A
58, voor zover gelegen op het grondgebied van de voormalige gemeente Nieuw-Ginneken.
Voorafgaand aan het van kracht worden van het bestemmingsplan Verkeerswegen vigeerde in het
betrokken gebied het bestemmingsplan in Hoofdzaak, vastgesteld door de raad op 30 juni 1948 en
goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant bij besluit van 13 juli 1949.
Het object van belanghebbenden was in dit bestemmingsplan gelegen in een gebied dat de
bestemming "Agrarische bebouwing III" had.
Op grond van die bestemming en de in het plan opgenomen bestemmingsplanvoorschriften was op
die gronden toegelaten bebouwing met woningen en andere gebouwen, omschreven als agrarische
bebouwing I en II, alsmede woningen gebouwd ingevolge de Landarbeiderswet en andere
landarbeiderswoningen.
De weg 't Hoekske, thans een doodlopende weg, vormde voorheen een doorgaande verbinding van
Ulvenhout naar Baarle Nassau met name voor fietsverkeer. Deze doorgaande verbinding is door de
rijksweg A 58 doorsneden. De rijksweg is gelegen op de gronden die de bestemmingen "Agrarische
bebouwing II" en "Agrarische bebouwing III" hadden. De op- en afritten en de Chaamseweg liggen op
gronden waar voorheen de bestemming "Agrarische bebouwing III" vigeerde.
In het kader van de aanleg van de rijksweg A 58 zijn op kosten van Rijkswaterstaat geluidwerende
voorzieningen aangebracht, die het geluidsniveau in de woning van belanghebbenden tot het wettelijk
toegestane niveau moeten terugbrengen.
Na een akoestisch onderzoek is gebleken dat de geluidbelasting op de gevel van het object van
belanghebbenden vanwege de rijksweg A 58 en de op- en afritconstructie 53 dB(A) (waarneemhoogte
1,5 meter) respectievelijk 56 dB(A) (waarneemhoogte 4,5 meter) bedroeg.
Voor de beoordeling van een verzoek ex artikel 49 WRO dient te worden bezien of er sprake is van
een wijziging van het planologisch regime en zo dit het geval is, of belanghebbenden daardoor in een
nadeliger positie zijn komen te verkeren, waardoor schade is of wordt geleden. Hiertoe dienen de
beweerdelijk schadeveroorzakende planologische maatregelen te worden vergeleken met het
voorheen geldende planologische regime, waarbij het in beide situaties niet van belang is of en zo ja
in hoeverre de bestemmingen feitelijk zijn of zouden zijn gerealiseerd.
In casu dient een vergelijking te worden gemaakt tussen de planologische regimes van het
bestemmingsplan Verkeerswegen en het daarvoor vigerende Bestemmingsplan in Hoofdzaak.
Door belanghebbenden wordt gesteld dat ten gevolge van de planologische mutatie schade geleden
is in de vorm van waardevermindering van hun onroerende zaak.
De rijksweg A 58 en de op- en afritconstructie zijn gelegen op gronden waarvoor voorheen een
veelheid aan gebruik- en bebouwingsmogelijkheden bestond. Op grond van het voorheen geldende
bestemmingsplan in Hoofdzaak was de oprichting in de onmiddellijke omgeving van het object van
belanghebbenden van agrarische bedrijven, woningen en maatschappelijke instellingen mogelijk.
Het bestemmingsplan verzette zich niet tegen de oprichting van gebouwen tot een doel c.q. met een
functie, die zich niet goed laat verenigen met de woonfunctie van de onmiddellijke omgeving.
De oprichting van gebouwen met een naar hun aard verkeersaantrekkende en/of anderszins overlast
veroorzakende functie was in planologisch opzicht reëel. Van de realisering van bebouwingsmogelijk
heden zoals bijvoorbeeld grootschalige opvangcentra van uiteenlopende aard, woningen,
gemeenschapshuizen etc.. zou onmiskenbaar een ruimtelijk negatieve uitstraling zijn uitgegaan op de
in de onmiddellijke omgeving gelegen woningen, zo ook het object van belanghebbenden.
-2-