Gemeente Breda Raadsvoorstel Registratienr: [7417] Dienst/afdeling: RME/JZ Betreft: Inleiding Voorstel Motivering/Toelichting Agendapuntnummer 167 Aantal bijlagen: Het toekennen van een verzoek om planschadevergoeding van de heer en mevrouw Peemen te Breda. Door Das Rechtsbijstand te Amsterdam werd namens de heer en mevrouw Peemen, wonende Haagweg 123 te Breda, een verzoek om planschadevergoeding* ex artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening ingediend. In de vergadering van 26 november 1998 heeft uw raad besloten dit verzoek ontvankelijk te verklaren en voor advies in handen te stellen van de schadebeoordelingscommissie, de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken te Rotterdam. Het door SAOZ uitgebrachte advies is op 14 april 1999 ingekomen en is voor uw raad ter inzage gelegd. Te besluiten tot het toekennen van planschade aan verzoekers een en ander overeenkomstig het bij dit voorstel behorend concept-raadsbesluit. Voor het gebied gelegen aan de Rijnstraat/Scheldestraat en omgeving werd een bouwplan ontwikkeld. Op grond van het voor dit gebied toen geldende bestemmingsplan Heuvel ged. Vestkant e.o. en de daarin opgenomen bestemmingen en bijbehorende voorschriften kon aan het bouwplan geen medewerking worden verleend. Er dient een vergelijking te worden gemaakt tussen het planologisch regime van het bestemmingsplan Heuvel, ged. Vestkant e.o. en de situatie die is ontstaan na het onherroepelijk worden van de vrijstelling ex artikel 19 WRO. Namens verzoekers wordt gesteld dat ten gevolge van de planologische mutatie schade geleden wordt in de vorm van waardevermindering van de betrokken onroerende zaak tot een bedrag van f30.000,-. In dit kader is van de zijde van verzoekers een taxatierapport overgelegd. Met betrekking tot de in uitvoering zijnde bouwplannen kan het volgende worden gesteld. De opgerichte woonbebouwing bevindt zich grotendeels op gronden waar voorheen slechts de oprichting van bebouwing van ondergeschikte betekenis (bergingen en/of garages) dan wel straatmeubilair mogelijk was. In planologisch opzicht hadden verzoekers in zowel oostelijke als zuidelijke richting zicht op bebouwing, doch deze bevond zich op grotere afstand dan de bebouwing zoals die thans is opgericht. Daarbij komt nog dat met name het complex gelegen langs de zijdelingse perceelsgrens hoger is dan de voorheen mogelijke bebouwing alsmede voorts dichter bij de Haagweg is opgericht dan voorheen mogelijk was, zodat het object van verzoekers ook aan de voorzijde tot op zekere hoogte zijn vrije ligging is kwijt geraakt en daarmee aan situeringswaarde heeft ingeboet aangezien het object enigszins wegvalt tegen de volumineuze bebouwing. De oprichting van de bebouwing naast de woning heeft voorts tot gevolg gehad dat de lichtinval in de woning verminderd is. De bebouwing is evenwijdig aan de gehele perceelsgrens opgericht hetgeen op grond van het vigerende bestemmingsplan eveneens was uitgesloten. Om op korte termijn toch medewerking te kunnen verlenen aan het bouwplan heeft uw raad in de vergadering van 20 maart 1997 een voorbereidingsbesluit genomen en werd de zogenaamde anticipatieprocedure opgestart. Nadat door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant de verklaringen van geen bezwaar waren afgegeven werd bij besluit van 23 december 1997 de vrijstelling verleend alsmede bouwvergunning afgegeven. Het bouwplan, dat inmiddels in uitvoering is, is opgenomen in het voorontwerp-bestemmingsplan Haagpoort. Verzoekers zijn woonachtig op het perceel Haagweg 123 te Breda. Dit perceel grenst aan een gedeelte van het in uitvoering zijnde bouwplan. Verzoekers zijn van mening dat de wijziging van het voorheen geldende planologisch regime een waardevermindering van hun woning tot gevolg heeft. -1-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1999 | | pagina 813