Gemeente Breda
Raadsvoorstel
Registratienr: [5637]
Dienst/afdeling: CON/JZ
Agendapuntnummer 2
Aantal bijlagen:
Betreft:
Bezwaarschrift C. Guit en B. Loonen tegen vrijstelling ex artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening
t.b.v. aanleg Westerparklaan (1e fase) en de verbindingsweg met de Heilaarstraat.
Inleiding
Op 23 juli 1998 heeft uw raad besloten vrijstelling ex artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening te
verlenen van de voorschriften van de bestemmingsplannnen "Princenhage Noord 1966" en "Heilaar-
Steenakker" ten behoeve van de aanleg van de Westerparklaan (fase 1) en de verbindingweg met de
Heilaarstraat.
Hiertegen maakten een aantal mensen op grond van de Algemene wet bestuursrecht bezwaar. Hun
bezwaren zijn behandeld in uw vergadering van 17 december 1998. Op 12 oktober 1998 werd ook nog
een bezwaarschrift ontvangen van mevrouw C. Guit en mevr. B. Loonen. Het bezwaarschrift werd in
handen gesteld van de Commissie voor bezwaar- en beroepschriften, die terzake advies heeft uitgebracht.
Wij stellen u voor om overeenkomstig het advies van de Commissie voor bezwaar- en beroepschriften te
beslissen. Dit advies is integraal opgenomen onder de rubriek motivering/toelichting.
Voorstel
C. Guit en B. Loonen niet-ontvankelijk te verklaren in hun bezwaarschrift.
Motivering/Toelichting
De Commissie voor bezwaar- en beroepschriften heeft het volgende overwogen.
Op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht bedraagt de termijn voor het indienen van
een bezwaarschrift zes weken. De termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit is
bekendgemaakt.
Het besluit is op 5 augustus 1998 op de voorgeschreven wijze bekendgemaakt, te weten door publicatie
in "Het Stadsblad". De termijn waarbinnen bezwaar kon worden gemaakt eindigde daarom op 16
september 1998. Het bezwaarschrift, gedateerd 10 september 1998, is blijkens het poststempel
verzonden op 12 oktober 1998, buiten de termijn dus.
Niet-ontvankelijkverklaring wegens termijnoverschrijding blijft op grond van artikel 6:11 van de Algemene
wet bestuursrecht achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in
verzuim is geweest. Bij brief van 26 oktober 1998 is bezwaarden gevraagd om voor 7 november 1998 een
verklaring te geven voor de termijnoverschrijding. Zo'n verklaring is niet ontvangen, ook niet na 7
november 1998. Daarom kan niet worden beoordeeld of de termijnoverschrijding verschoonbaar was. De
Commissie stelt voor, gelet op het feit dat bezwaarden schriftelijk in de gelegenheid zijn gesteld een
verklaring te geven en daarvan geen gebruik hebben gemaakt, bezwaarden niet-ontvankelijk te verklaren
wegens niet-verschoonbare termijnoverschrijding.
In verband met de niet-ontvankelijkheid is, overeenkomstig artikel 7:3 van de Algemene wet
bestuursrecht, ervan afgezien bezwaarde te doen horen.
Consequenties
Tegen uw beslissing kan beroep worden ingesteld bij de Rechtbank Breda, sector bestuursrecht.
Communicatie
Geen.