Uitwerkingsregeling als bedoeld in artikel 9 van de Inspraakverordening Breda 1998 ten behoeve van het instellen van een overleg "Ouderenbeleid Breda" ter vervanging van de Ouderenadviesraad. Inleiding 1. Onderwerp van overleg Op 28 januari 1999 is door de gemeenteraad besloten de benoeming van de leden van de Ouderenadviesraad bij wijze van overgangsregeling met ingang van 1 januari I999 te verlengen tot het tijdstip dat besluitvorming omtrent een nieuwe overlegstructuur ter vervanging van de Ouderenadviesraad heeft plaatsgevonden en deze adviesraad te betrekken bij het ontwikkelen van deze nieuwe overlegstructuur; Zowel bij de gemeente als bij de Ouderenadviesraad bestaat behoefte aan een structurele inbreng van ouderen bij de totstandkoming van gemeentelijk beleid. Deze inbreng en betrokkenheid moet blijken uit het doen van aanbevelingen en het geven van advies aan de gemeente met als doel het verbeteren van de gemeentelijke besluitvorming en het verbreden van het draagvlak van beslissingen op het gebied van het gemeentelijk ouderenbeleid. Op deze nieuwe overlegstructuur is van toepassing de door de gemeenteraad vastgestelde 'nota de regels van het spel' en het terzake bepaalde in de Inspraakverordening Breda I998; Artikel 9 van genoemde Inspraakverordening bepaalt: - dat overleg mogelijk is op alle terreinen van gemeentelijk bestuur; - dat het onderwerp waarover overleg wordt gevoerd, de partners waarmede het overleg wordt gevoerd, de op het overleg van toepassing zijnde randvoorwaarden en de vorm van het overleg door het bestuursorgaan worden vastgesteld; - dat ten aanzien van de verdere wijze waarop het overleg wordt gevoerd de nota 'de regels van het spel' tot richtlijn strekt. Het onderwerp van overleg betreft het doen van aanbevelingen c.q. het geven van adviezen aan het gemeentebestuur over gemeentelijke beleidsvoornemens met betrekking tot de ontwikkeling van ouderenbeleid op stedelijk niveau, het wijk- en buurtniveau overstijgend, als specifiek beleidsterrein en als samenhangend onderdeel van andere beleidsterreinen. Het kunnen onderwerpen betreffen op het gebied van zorg, minima, volkshuisvesting, ruimtelijke- en inrichtingsplannen, verkeer, vervoer, mobiliteit etc. Ter nadere bepaling van deze onderwerpen vindt in november van elk jaar overleg plaats tussen het college van burgemeester en wethouders en het overlegorgaan. Dit tijdstip is gekozen omdat het direct na de vaststelling van de gemeentebegroting en het daaruit voortvloeiend werkprogramma van het college valt. In dit overleg worden in ieder geval schriftelijke afspraken gemaakt in de vorm van een "contract" over de volgende 5 items: 1. de concrete beleidsvoornemens onderwerpen van aanmerkelijk/strategisch gemeentelijk belang) bij de totstandkoming waarvan het overlegorgaan zal worden betrokken dan wel welke voor nadere advisering aan dit overlegorgaan worden voorgelegd. Het overlegorgaan wordt ingeschakeld vanaf de beginfase van het beleidsproces. Er moet tijd en ruimte zijn voor aanpassing van de voorstellen. 2. de informatievoorziening van de gemeente aan het overlegorgaan m.b.t. de onder 1 genoemde beleidsvoornemens en de daarbij behorende tijdsafspraken. De gemeente informeert het overlegorgaan ook over inschakeling van externe adviseurs en het inspraak- en communicatietraject. Het overlegorgaan meldt de door haar eventueel in te schakelen externe deskundigen en er worden afspraken gemaakt over de vergoeding van de kosten ervan; 3. de per dienst afhankelijk van het onderwerp aan te wijzen ambtelijke contactpersonen en een ambtelijk contactpersoon met betrekking tot de procesbewaking en ondersteuning; 4. de gemeentelijke procedure van behandeling van de door het overlegorgaan gegeven adviezen; 5. het geven van ongevraagd advies van het overlegorgaan aan de gemeente over zaken die zich in de loop van het jaar aandienen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1999 | | pagina 911