Gemeente Breda Raadsvoorstel SAW/WOA Registratienr: [8392] Dienst/afdeling: maatschappelijke opvang en/of verslavingszorg. De stichting onderzoekt samen met Kentron naar mogelijkheden, maar heeft voor de onderzoektijd "overlevingskrediet" nodig. Het resultaat van het onderzoek moet voor eind 1999 bekend zijn. De situatie RWS vraagt om extra aandacht. Bij de totstandkoming van het RWS diende de gemeente zich garant te stellen voor de wachtgelden in het kader van de B3- status. De gemeente kan op grond van de B3 status worden aangesproken voor de wachtgelden. Met de toenmalige directeur van het RBA werd mondeling overeengekomen, dat ook het RBA risico zou nemen voor 50% van de wachtgelden. Na besluitvorming door college en raad zal dus nagegaan moeten worden of en in hoeverre het RBA bereid is dit mondelinge deel van de overeenkomst na te komen. Bij de Regionale Stichting voor Werk en scholing (RWS) zijn begin 1999 financiële problemen ontstaan als gevolg van het uitblijven van de bijdrage van de Arbeidsvoorzieningenorganisatie van een miljoen gulden. Hierover is overleg gevoerd met het RWS en het bestuur zou per 1 juli 1999 een aantal mensen ontslaan en met een afgeslankt programma verder gaan. Hierover is overeenstemming met het bestuur van het RWS. De ontslagprocedure ging samen met de goedkeuring van een sociaal plan, waarin een bepaling is opgenomen dat degenen die vrijwillig ontslag nemen aanspraak kunnen maken op een afkoopregeling. Deze regeling voorziet er in, dat voor die personeelsleden het wachtgeld wordt afgekocht voor een bedrag van 50% van het brutowachtgeld over de volledige wachtgeldperiode. Deze regeling is in april 1999 ter kennis gebracht van het college (voorstel 6941). Met een schrijven van 25 maart 1999 bevestigt het college als antwoord op een brief van de voorzitter van het RWS accoord te gaan met het sociaal plan. Aan de medewerkers van het RWS is gevraagd aan te geven of zij a. van de afkoopregeling gebruik maken b. aanspraak willen maken op de normale wachtgeldregeling. Inmiddels is bekend, dat 6 personeelsleden kiezen voor de reguliere wachtgeldregeling en 6 van de afkoopregeling gebruik maken. De ingang van het feitelijk ontslag is afhankelijk van leeftijd en het aantal dienstjaren. In het bijgevoegde geanonymiseerde overzicht zijn de wachtgelden per werknemer in de maandkolommen aangegeven. Werknemer h. gaat met deeltijdontslag (40%), terwijl werknemer d. nog een beroepsprocedure heeft lopen. Voor het overzicht wordt als aanname zijn ontslag per februari 2000 aangehouden. Als gevolg van al eerder gerealiseerd ontslag (nog vóór het wegvallen van het RBA als financier) is er sprake van reeds bestaande wachtgeldverplichtingen. Het betreft 2 personeelsleden die daadwerkelijk wachtgeld ontvangen en 1 personeelslid dat als gevolg van het thans hebben van een baan geen aanspraak maakt op wachtgeld. Als deze laatste zonder werk komt te zitten, kan hij terugvallen op de wachtgeldregeling. Het personeelslid in kwestie heeft nog aanspraak op een bedrag van ±f 5000 per maand gedurende 64 maanden. Het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP) heeft berekend, dat het maximale bruto wachtgeld voor de 6 personen, die gebruik maken van de afkoopregeling in totaal neerkomt op een bedrag van 2527.445,68. De consequenties voor de gemeente zijn 50% van dat bedrag: 1.263.722,84 De ontslagtermijn van de medewerkers is afhankelijk van leeftijd en het aantal dienstjaren. Maar als medewerkers gebruik maken van de afkoopregeling, kan het dienstverband eerder worden beëindigd en de afkoopregeling per die eerdere datum worden toegepast. Daardoor ontstaat die verplichting nog in 1999. De wachtgeldverplichting ten behoeve van de werknemers, die geen gebruik maken van de afkoopregeling bedragen op jaarbasis 251.664,47. -4-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 1999 | | pagina 959