3. Samenvatting
4
Vanwege economische motieven, maar ook om reden van doelgroepenbeleid en
emancipatorische doelstellingen wordt kinderopvang in toenemende mate van belang. De wijze
waarop op dit moment in de kinderopvang in Breda kwalitatief en kwantitatief wordt voorzien
doet onvoldoende recht aan deze ontwikkeling: kwantitatief omdat onvoldoende kindplaatsen
beschikbaar zijn, kwalitatief omdat aansluiting bij het basisonderwijs dient te worden
gerealiseerd en bovendien meer maatwerk kan worden geboden.
Daarnaast wordt door het Kabinet een kwantitatieve uitbreiding van de kinderopvang vóór
2003 gestimuleerd. Deze ontwikkelingen liggen ten grondslag aan het besluit om het
kinderopvangbeleid opnieuw te formuleren.
Die herziening geschiedt in twee tranches, te weten de herziening van het beleid tot 2003 en
het realiseren van de gewenste uitbreiding en vervolgens de formulering van de beleidsvisie tot
2010. In deze tweede fase kan worden aangesloten bij de nieuwe Wet Basisvoorziening
Kinderopvang, die naar verwachting per 2003 van kracht wordt. Wij verwachten dat ook na 2003
verdere uitbreiding gewenst zal zijn. De rol van de gemeentelijke overheid in dit proces zal dan
echter een andere zijn.
Wij streven ernaar om in de toekomst kinderen op te vangen in kindercentra. Deze centra
bieden opvang op maat. Dit betekent dat het onderscheid tussen peuterspeelzaal,
kinderdagverblijf en buitenschoolse opvang komt te vervallen. De kindercentra, die een
voedingsgebied hebben dat ongeveer het voedingsgebied van drie basisscholen overlapt zijn
bovendien programmatisch verbonden aan deze basisscholen. Het zijn dus centra voor
voorschoolse educatie. De opvang in kindercentra zal pas op de langere termijn kunnen worden
gerealiseerd. Met de aansluiting bij het primair onderwijs kan op korte termijn worden
begonnen. Het inmiddels gestarte Brede Schoolproces beoogt deze aansluiting eveneens.
Overigens wordt waar mogelijk een fysieke aansluiting bevorderd.
Kinderopvang zal op korte termijn nog meer worden ingezet als instrument van het
gemeentelijk doelgroepenbeleid. Dat betekent dat kinderen uit de risicogroepen recht krijgen
op meer dagdelen opvang in een peuterspeelzaal, zonder dat hier een verhoging van de
ouderbijdrage tegenover staat.
In de eerste periode tot 2003 wordt een omvangrijk project uitgevoerd. Dat dient te leiden tot
de volgende doelstellingen:
1. Uitbreiding van het aantal kindplaatsen kinderopvang met 708: Naar verwachting zal
68% van de plaatsen in de kinderopvang vanaf 2003 in de vorm van een KDV-plaats
nodig zijn en 32% in de vorm van een BSO-plaats. Om die situatie te bereiken zullen de
708 uitbreidingsplaatsen gelijk worden verdeeld over KDV en BSO. Waar mogelijk zal de
gemeente het aantal gastouderkoppelingen bevorderen. De gemeentelijke
mogelijkheden lijken op dit terrein echter beperkt.
Voor wat betreft de verhouding tussen gesubsidieerde en niet-gesubsidieerde plaatsen
gaan wij uit van een verhouding in de KDV van 30% 70% en in de BSO van 40% 60%
De uitbreiding na 2002 kan onder andere door middel van een aanbestedingstraject
middels het inkopen van gemeenteplaatsen worden gerealiseerd. De huidige relaties met
drie instellingen zullen worden gecontinueerd, in de overtuiging dat over de inkoopprijs
goede afspraken kunnen worden gemaakt. Ten aanzien van de uitbreidingen tot 2003
zullen, indien er nog geen afspraken zijn met een specifieke partner, andere partijen
worden uitgenodigd.
Het masterplan uitbreiding kinderopvang laat overigens zien dat de verwachting, dat
deze uitbreiding voor 2003 ook daadwerkelijk wordt gerealiseerd, gerechtvaardigd is.
Ten aanzien van diverse op stapel staande uitbreidingsprojecten zijn al afspraken
gemaakt met aanbieders; gevolg daarvan is dat het voor 2003 slechts incidenteel
mogelijk zal zijn om meer aanbieders toe te laten en zo marktinvloeden te laten
doorwerken.
We gaan ervan uit dat ook na 2003 verdere uitbreiding zal plaatsvinden. Dan zal de
beoogde marktwerking meer tot zijn recht komen.
Hoofdlijnennotitie Kinderopvang 2000 - 2003
Gemeente Breda