hoogte van de ouderbijdrage in het vervolg laten doorlopen tot 100% van de prijs, niet worden
uitgesloten dat de toekomstige cijfers hiervan afwijken. Daartegenover staat dat het optrekken
van de ouderbijdrage tot 100van de prijs alsmede een wijziging van de tweede-kindregeling
de totale ouderbijdrage zullen doen toenemen, (zie onder 5.7).
De onder 1. en 2. genoemde risico's zullen worden beheerst door het in te kopen aantal
subsidieplaatsen (gemeenteplaatsen) te koppelen aan het beschikbare budget.
Tot 2003 ontvangt de gemeente een rijksbijdrage. Deze is naar verwachting voldoende om de
exploitatie van de te realiseren plaatsen te bekostigen. Tijdens de uitbreidingsperiode zal een
deel van het beschikbare budget worden ingezet voor dekking van de projectkosten waaronder
de aanloopverliezen in de exploitatie. Om de uitbreiding te kunnen realiseren in de
aangenomen omvang en verhouding van gesubsidieerde en niet gesubsidieerde plaatsen zal de
rijksbijdrage volledig worden benut.
5.6 Peuterspeelzalen en doelgroepenbeleid
De gemeente Breda rekent peuterspeelzalen tot een basisvoorziening op districtsniveau.
Uitgangspunt daarbij is, dat er voor ieder kind (2V2-3 jaar) twee dagdelen per week plaats moet
zijn op een PSZ in het eigen district.
Bovendien streven wij naar een sluitende aanpak voor 0-6 jarigen. Inmiddels is een project
gestart dat nog dit jaar duidelijkheid moet verschaffen over wat wij verstaan onder deze
sluitende aanpak, wat haalbaar is en op welke wijze de inzet van de financiële middelen (ten
behoeve van onderwijsachterstandenbestrijding, Brede Schoolontwikkeling en voor- en
vroegschoolse educatie) hieraan kunnen bijdragen. Op dit moment wordt in het OAB-
bestedingsplan reeds ruim drie ton ingezet voor aansluiting PSZ-Bao (in de vorm van Piramide en
kaleidoscoopprojecten). Van medio 2000 tot einde 2002 is bovendien zes ton extra beschikbaar
(WE-middelen). Ten behoeve van twee pilotlocaties zijn bovendien brede Schoolgelden
beschikbaar.
De vraag naar PSZ-plaatsen zal zich volgens onze prognose als volgt ontwikkelen:
1999
2002
2006
2010
Deelnamepercentage
56%
56%
56%
56%
Aantal benodigde kindplaatsen
723
737
701
697
Omdat op dit moment de capaciteit 701 kindplaatsen bedraagt lijkt geen actief beleid nodig.
Bovendien staan op dit moment bij de COKB-speelzalen weinig kinderen op de wachtlijst.
Enerzijds kan een verdubbeling van het aantal kindplaatsen in kinderdagverblijven van invloed
zijn op de vraag naar peuterspeelzaalwerk, anderzijds moeten we rekening houden met het feit
dat de deelname aan PSZ door allochtone kinderen substantieel achterblijft bij de deelname
door autochtone kinderen (met uitzondering van Overakker en Heuvel). Om deze kinderen naar
de peuterspeelzaal toe te leiden zullen extra inspanningen worden verricht. De
Onderwijscontactpersonen kunnen hiervoor worden ingeschakeld; de consultatiebureaus
kunnen ouders stimuleren en ook in buurtnetwerken zal aandacht worden besteed aan het
belang van kinderopvang als mogelijkheid voor voorschoolse educatie.
Mogelijkheden om meer allochtone deelnemers naar de kinderopvang te geleiden door middel
van specifieke projecten, worden al op enkele plaatsen in de stad uitgevoerd (Speel mee. Spel
aan huis) Binnen het deelproject doelgroepenbeleid zal hier specifieke aandacht aan worden
besteed.
Indien de toestroom van allochtone peuters ertoe bijdraagt dat de basiscapaciteit onvoldoende
is, worden zij met voorrang geplaatst en zal gezocht worden naar mogelijkheden om de
opvangcapaciteit te vergroten. Voor wat betreft de gebouwelijke situatie hoeft dat geen
probleem te geven, omdat lang niet alle peuterspeelzalen 10 dagdelen per week geopend zijn.
Dit betekent dat binnen de bestaande voorzieningen uitbreiding kan plaatsvinden.
Vanuit de optiek van de achterstandsbestrijding pleiten wij ervoor om met name voor
risicokinderen de toelating tot peuterspeelzalen te verhogen tot vier dagdelen (vergelijk de
12
Hoofdlijnennotitie Kinderopvang 2000 - 2003
Gemeente Breda