13
landelijke discussie om voor deze kinderen de basisschoolperiode te verlengen met een jaar). De
ambitie om de deelname van meer (met name Turkse en Marokkaanse) allochtone peuters te
bevorderen is neergelegd in de Stadsvisie 1999-2005.
Indien, na overleg met het onderwijs- en welzijnsveld, wordt gekozen voor deze kwalitatieve
uitbreiding leidt dit natuurlijk tot de vraag naar meer kindplaatsen. Hierboven is reeds
gesproken over de mogelijke financieringsbronnen.
Op basis van bovenstaande zullen wij bevorderen dat binnen het PSZ-werk twee pakketten
worden gerealiseerd; een basispakket en een pluspakket. Ten aanzien van de indicatiestelling
wordt gekozen voor een indicatiestelling per kind. Een indicering per groep kan leiden tot
stigmatisering. Indien tenminste 10 kinderen in de groep geïndiceerd zijn spreken we van een
plusgroep. Bij de indicatiestelling wordt aangesloten bij de wegingsmethodiek die in het
basisonderwijs wordt toegepast. In dit kader zal worden nagegaan of de kinderen vanaf 2 V2
jaar, die deelnemen aan een vorm van kinderopvang, kunnen worden opgenomen in de
leerlingenadministratie van de gemeente.
Indien, om budgettaire reden, niet alle risicokinderen 4 dagdelen opvang geboden kunnen
worden, pleiten wij voor differentiatie, zodanig dat kinderen aan wie de factor >1,25 is
toegekend in aanmerking komen voor deelname aan een PSZ gedurende 4 dagdelen per week,
en dat kinderen aan wie de factor 1,25 is toegekend in aanmerking komen voor deelname aan
een PSZ gedurende 3 dagdelen per week. Aan kinderen met de wegingsfactor 1 wordt het
basispakket aangeboden.
Voor de ouders van de kinderen die van het pluspakket gebruik maken, betekent dit, dat voor
het basisdeel (twee dagdelen) de inkomensafhankelijke ouderbijdrage zal worden opgelegd die
maximaal de prijs betreft voor de hoogste inkomensgroepen. Voor de uitbreiding met het
pluspakket is geen ouderbijdrage verschuldigd. De financiering van de uitbreiding die hiervan
het gevolg is, zal moeten worden gedekt uit middelen die beschikbaar komen uit de middelen
OAB, GSB of Brede School. De haalbaarheid hiervan is mede afhankelijk van het overleg met het
onderwijs- en welzijnsveld.
De Verordening KOV 1999 en de daarbij behorende nadere regels geven in hoofdstuk 2
kwaliteitseisen voor alle vormen van KOV. Kwaliteitseisen KOV (waaronder BSO) hebben, in
tegenstelling tot het peuterspeelzaalwerk, een wettelijke basis n.l. het Tijdelijk besluit
kwaliteitsregels kinderopvang.
De Gemeenteraad van Breda heeft, bij de vaststelling van die verordening, de volgende
kwaliteitseisen vastgesteld, die bepalend zullen zijn bij de vaststelling van de subsidie:
Basispakket - 1 functionaris en 1 begeleidster per groep
Groepsgrootte 20 kinderen
Deelname gedurende 2 dagdelen per week
Inkomensafhankelijke ouderbijdrage als afgeleide van de
adviestabellen VWS voor KOV doch doorlopend tot de volledige
kosten per kindplaats
Deelname vanaf 2 V2 jaar tot 4 jaar voor alle kinderen
Openstellingtijden vallen binnen de schooltijden, met een half uur
per dagdeel voorbereidingstijd.
Gezien de toekomstige ontwikkeling naar kindercentra en de verantwoordelijkheid voor het
indiceren, observeren en begeleiden van alle kinderen zal handhaven van twee functionarissen,
bij organisaties met wie wij nu een subsidierelatie hebben, bij de uitvoering van het basispakket
worden gelegitimeerd.
In het kader van een sluitende aanpak binnen het jeugd en jongerenbeleid, zal ook voor het
basispakket waar mogelijk een programmatische aansluiting bij het basisonderwijs nagestreefd
worden. De middelen die de gemeente door het ministerie van OC&Wvoor de periode mei
2000 - juli 2002, zijn toegekend in het kader van de voor- en vroegschoolse educatie zullen
ondermeer hiertoe worden ingezet.
Hoofdlijnennotitie Kinderopvang 2000 - 2003
Gemeente Breda