Gemeente Breda
Raadsvoorstel
Registratienr: 10959]
Dienst/afdeling: JZ
realiseren van de NMP-doelstellingen en het creëren van kwaliteit van de leefomgeving,
rekening houdend met alle relevante belangen.
Om de geursituatie voor deze locatie te bepalen hebben wij ons eerst gewend tot de
klachtenregistratie. Er zijn al jarenlang vanuit de Belcrum geen klachten over de CSM.
Daarnaast bestaat er een onderzoek naar leefbaarheid in de buurt. Hieruit blijkt dat men
de suikerfabriek (natuurlijk) wel ruikt, maar aangeeft daar geen last van te hebben.
Voorts bestaat er een TLO-onderzoek (Telefonisch leefbaarheidsonderzoek) dat in 1996 is
uitgebracht, en dat is gebaseerd op een in 1993 en 1994 onderzochte situatie. Juist in de
nabijheid van de suikerfabriek bestaat blijkens dit onderzoek de minste hinder daarvan.
Verder hebben wij gekeken naar de uitkomsten van de burgerenquêtes die jaarlijks in
Breda worden gehouden en waarin sinds 1994 een vraag over geurhinder staat. Hieruit
blijkt dat er een duidelijk afnemende trend in de geurhinderbeleving bestaat.
De feitelijke geursituatie in de Belcrum is sterk verbeterd met de sluiting van het
slachthuis. In tegenstelling tot de suikerfabriek leidde deze vestiging in het verleden wel
tot veel klachten.
Bij de voorbereidingen van het bestemmingsplan was voor de gemeente nog niet
inzichtelijk wat de toekomstige geurbelasting van het bedrijf naar de woonomgeving zal
zijn. Wat wel zeker was en nog is, is dat de situatie in ieder geval niet slechter zal
worden.
Wij zijn bovendien van mening dat, gelet op het bovenstaande, de mate van hinder die
mogelijk zal optreden alleszins acceptabel is.
Tenslotte nog het volgende. Er is ten opzichte van de CSM geen sprake van oprukkende
woonbebouwing. Met het invullen van het slachthuisterrein wordt een open plaats
tussen bestaande woningen ingevuld.
Conclusie.
Deze zienswijzen worden als ongegrond beoordeeld.
4. M. Rijkers-Van Nunen.
Inhoud zienswijzen.
Verzoekt alle bomen aan de Veestraat te handhaven. Bovendien vraagt zij de nieuwe
bebouwing qua stijl te laten aansluiten op de bestaande bebouwing.
Beoordeling.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid wordt opgemerkt dat deze zienswijze buiten de
daarvoor gestelde indieningtermijn is ingekomen. Er zijn geen redenen aangevoerd
waarom de zienswijze te laat is ingediend. Deze zienswijze dient dan ook als niet
ontvankelijk te worden beoordeeld en wordt verder inhoudelijk buiten behandeling
gelaten.
Conclusie.
Deze zienswijze wordt als niet ontvankelijk beoordeeld en verder buiten behandeling
gelaten.
-3-