Gemeente Breda
Raadsbesluit
Registratienr: 14196]
Dienst/afdeling: BEL
Aantal bijlagen: -1-
De raad van de gemeente Breda;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders en met overname van de daarin vermelde
overwegingen;
gelet op de artikelen 220 tot en met 220h en 229d, eerste lid, aanhef en onderdeel a, en tweede lid,
en artikel 255a van de Gemeentewet;
vast te stellen de Verordening op de heffing en de invordering van onroerende-zaakbelastingen 2001
Belastingplicht
1Onder de naam 'onroerende-zaakbelastingen' worden ter zake van binnen de gemeente gelegen
onroerende zaken twee directe belastingen geheven:
a. een gebruikersbelasting van degene die - naar de omstandigheden beoordeeld - bij het begin van
het kalenderjaar een onroerende zaak al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of
persoonlijk recht gebruikt;
b. een eigenarenbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar van een onroerende
zaak het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.
2. Met betrekking tot de gebruikersbelasting wordt:
a. gebruik door de leden van een huishouden aangemerkt als gebruik door de in artikel 231, tweede
lid, onderdeel b., van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aan te wijzen lid van dat
huishouden;
b. gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven,
aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; degene die het deel in
gebruik heeft gegeven is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie dat
deel in gebruik is gegeven;
c. het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt als
gebruik door degene die onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die de
onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op
degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld.
3. Met betrekking tot de eigenarenbelasting wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of
beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de
kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens
eigendom, bezit of beperkt recht is.
Belastingobject
Als onroerende zaak wordt aangemerkt de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet
waardering onroerende zaken (Stb. 1994, 874).
besluit:
Artikel 1
Artikel 2
-1-