Gemeente Breda
Raadsbesluit
Registratienr: 14196]
Dienst/afdeling: BEL
Artikel 3
Maatstaf van heffing
Algemeen
Met betrekking tot de term 'maatstaf van heffing' of 'heffingsmaatstaf wordt opgemerkt dat de eerste
term wordt gebruikt in de algemene zin; en de tweede in concrete zin (de concrete waarde van een
onroerende zaak). Daarom is in de aanhef van artikel 3 sprake van 'maatstaf van heffing' en in het
vervolg van de verordening steeds over 'heffingsmaatstaf.
Eerste lid
In het eerste lid is de tekst van het nieuwe artikel 220c van de Gemeentewet overgenomen.
Opgemerkt wordt dat ook tussentijdse waardebeschikkingen kunnen worden afgegeven (artikelen 25
en 26 van de Wet WOZ). Ingevolge deze artikelen treden die tussentijdse waardebeschikkingen in de
plaats van een eerder afgegeven waardebeschikking en gelden deze ook voor een bepaald tijdvak.
Tweede lid
Het tweede lid is een zgn. 'vangnet-bepaling' en voorziet erin dat indien voor een onroerende zaak
onverhoopt geen WOZ-beschikking is vastgesteld, toch een aanslag kan worden opgelegd. De
memorie van toelichting noemt als voorbeeld het geval dat een WOZ-beschikking door de rechter is
vernietigd vanwege een fout in de objectafbakening. De waardebepaling geschiedt dan zoveel
mogelijk op gelijke wijze als voor de andere onroerende zaken, waarvoor wel een WOZ-beschikking is
vastgesteld. In de memorie van toelichting wordt opgemerkt dat de waardebepaling in deze gevallen
alleen voor het betreffende kalenderjaar geldt. Zolang er geen WOZ-beschikking is, dient de
waardebepaling dus voor elk kalenderjaar plaats te vinden.
Vrijstellingen
Algemeen
In de onderdelen a. tot en met i. zijn de verplichte vrijstellingen opgenomen. De vrijstellingen in de
onderdelen j. en k. zijn facultatief. De opzet van de vrijstellingen is erop gericht dat bij het bepalen van
de maatstaf van heffing de waarde van de in de onderdelen a. tot en met k. opgesomde zaken buiten
aanmerking worden gelaten.
Onderdeel a.
Op grond van dit onderdeel is de ten behoeve van de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde
cultuurgrond vrijgesteld. Men spreekt hier wel van de 'cultuurgrondvrijstelling'. Of er sprake is van
landbouw moet worden beoordeeld aan de hand van artikel 1, eerste lid, onderdeel b. van de
Pachtwet (Stb. 1958, 37). Daarnaast zijn in dit onderdeel vrijgesteld de bedrijfsmatig geëxploiteerde
tuinbouwkassen waarin sprake is van substraatteelt. Substraatteelt is de kweek of teelt van gewassen,
zonder de ondergrond als voedingbodem te gebruiken.
Onderdeel b.
Ingevolge dit onderdeel zijn de bedrijfsmatig geëxploiteerde tuinbouwkassen vrijgesteld waarin sprake
is van teelt of kweek van gewassen waarbij de ondergrond als voedingsbodem dient.
Onderdeel c.
In onderdeel c. is de kerkenvrijstelling geregeld.
In artikel 220d, eerste lid, onderdeel c., van de Gemeentewet zijn twee categorieën onroerende zaken
opgenomen, te weten:
-onroerende zaken in hoofdzaak bestemd voor de openbare eredienst;
-onroerende zaken in hoofdzaak bestemd voor bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke
aard.
Bij de tweede categorie is het niet vereist dat het bijeenkomsten betreft van genootschappen die
rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid zijn. De onroerende zaak moet 'in hoofdzaak
bestemd' zijn voor de omschreven activiteiten.
Artikel 4
6-