Gemeente Breda
Raadsbesluit
Registratienr: 14196]
Dienst/afdeling: BEL
TOELICHTING
A. ALGEMEEN
Wettelijke basis en karakter afvalstoffenheffing
De afvalstoffenheffing is gebaseerd op het bepaalde in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer Stb.
1992, 551). Deze heffing kan in beginsel als een belasting worden beschouwd. Tegenover de heffing
staat een niet individueel aanwijsbare prestatie van de overheid in de vorm van het werkelijk
meenemen van huishoudelijke afvalstoffen, doch een nakoming van de wettelijke inzamelverplichting
bij het desbetreffende perceel door die overheid. Dit leidt ertoe dat indien de inzamelplicht bij een
bepaald perceel door de gemeente niet wordt nagekomen, de gemeente ter zake van het gebruik van
dat perceel geen afvalstoffenheffing kan heffen (HR 2 januari 1985, nr. 22.664, Belastingblad 1985,
blz. 161).
Huishoudelijke afvalstoffen
Ingevolge de strekking van de Wet milieubeheer behoren tot de huishoudelijke afvalstoffen alle
afvalstoffen die afkomstig zijn uit een particuliere huishouding. Dit betekent dat de kosten van
verwijdering van deze afvalstoffen kunnen worden doorberekend in de afvalstoffenheffing. Hierbij is
niet van belang op welke wijze deze afvalstoffen worden ingezameld. Hierbij moet worden gedacht
aan de gescheiden inzameling van onder meer glas, papier en klein chemisch afval. De met deze
gescheiden inzameling van huishoudelijke afvalstoffen samenhangende kosten kunnen worden
begrepen in de totale kosten van verwijdering van huishoudelijke afvalstoffen. Hetzelfde geldt met
betrekking tot de kosten van inzameling van grof huisvuil. Ook grof huisvuil wordt tot de huishoudelijke
afvalstoffen gerekend.
B. Artikelgewijze toelichting
Begrippenomschrijving
Om duidelijkheid te scheppen over de inhoud van de in deze verordening voorkomende begrippen is
daarvan een omschrijving opgenomen.
Aard van de belasting en belastbaar feit
In dit artikel wordt aangegeven dat een afvalstoffenheffing wordt geheven, en wordt het belastbaar feit
omschreven. De afvalstoffenheffing is gebaseerd op het bepaalde in artikel 15.33 van de Wet
milieubeheer. De tekst van het eerste lid van dit artikel luidt:
Elke gemeente kan ter bestrijding van de kosten die voor haar verbonden zijn aan de verwijdering van
huishoudelijke afvalstoffen een heffing instellen, waaraan kunnen worden onderworpen degenen die,
al dan niet krachtens een zakelijk of persoonlijk recht, feitelijk gebruik maken van een perceel ten
aanzien waarvan krachtens artikel 10.11 een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke
afvalstoffen geldt.
In artikel 10.11 van de Wet milieubeheer is bepaald, dat het gemeentebestuur er zorg voor draagt dat
tenminste eenmaal per week de huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld bij elk binnen haar
grondgebied gelegen perceel waar zodanige stoffen geregeld in een particuliere huishouding kunnen
ontstaan. Indien de gemeente voldoet aan de hiervoor beschreven verplichting dan kan zij ter
bestrijding van de hieraan verbonden kosten een afvalstoffenheffing instellen. Het maakt niet uit of ook
daadwerkelijk gebruik wordt gemaakt van de reinigingsdienst.
Bij vakantiehuisjes die slechts 40 dagen per jaar werden gebruikt, maar waar de gemeente wel aan de
inzamelverplichting voldeed, kon de gemeente dan ook een aanslag afvalstoffenheffing opleggen naar
het volle tarief. Bij de afvalstoffenheffing wordt uitgegaan van het feitelijk gebruik van het perceel
waarvoor de inzamelplicht geldt, ongeacht het feitelijk gebruik van de door de gemeente verleende
dienst (Hoge Raad 6 oktober 1993, nr. 29 431). Zie ook de uitspraak van Hof Amsterdam van 13
september 1995, nr. 93/4751 (fiscaal up to date 96-120). Het Hof oordeelde dat de heffing ook
verschuldigd is als van de gemeentelijke huis-vuilophaaldienst weinig of geen gebruik wordt gemaakt.
De man die beweerde dat hij zijn vuilnis altijd bij zijn bedrijf liet inzamelen, moest de
afvalstoffenheffing toch betalen.
Artikel 1
Artikel 2
-23-