Gemeente Breda Registratienr: 14196]
RaadsbesluitDienst/afdeling: BEL
De raad van de gemeente Breda;
gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders en met overname van de daarin
vermelde overwegingen;
gelet op de artikelen 229, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Gemeentewet;
besluit vast te stellen de volgende verordening:
Verordening op de heffing en de invordering rioolrechten Breda 2001"
Artikel 1
Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt:
a. Onder gemeentelijke riolering mede het voor de openbare dienst bestemde gemeentewater
begrepen;
b. onder afvalwater verstaan water en stoffen die worden afgevoerd via de gemeentelijke riolering;
c. onder eigendom verstaan een roerende of een onroerende zaak;
d. onder verbruiksperiode verstaan de periode waarop de afrekening van het waterleidingbedrijf
betrekking heeft.
Artikel 2
Belastbaar feit en belastingplicht
1Onder de naam "rioolrecht" wordt geheven:
een recht van de gebruiker van een eigendom van waaruit afvalwater direct of indirect op de
gemeentelijke riolering wordt afgevoerd.
2. Met betrekking tot het recht als bedoeld in het eerste lid, wordt als gebruiker aangemerkt:
a. degene die naar de omstandigheden beoordeeld het eigendom al dan niet krachtens een
zakelijk of persoonlijk recht gebruikt;
b. ingeval een gedeelte van een eigendom - niet een gedeelte als bedoeld in artikel 3 ten
gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte in gebruik heeft afgestaan.
Artikel 3
Zelfstandige.gedeelten
Indien gedeelten van een in artikel 2 bedoeld eigendom blijkens hun indeling bestemd zijn om als
afzonderlijk geheel te worden gebruikt, worden die rechten geheven ter zake van elk als zodanig
bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één
geheel worden gebruikt, deze als één eigendom worden aangemerkt.
Artikel 4
Maatstaf van heffing
1Het recht als bedoeld in artikel 2, wordt geheven naar het aantal kubieke meters afvalwater dat
vanuit het eigendom wordt afgevoerd.
2. Het aantal kubieke meters afvalwater wordt gesteld op het aantal kubieke meters water dat aan
het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het eigendom is toegevoerd
of opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden
wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een
gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.
3. Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van
een:
a. watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen,
of
b. bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in
bedrijf is geweest kan worden afgelezen.
De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid
opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.