Gemeente Breda Raadsvoorstel Registratienr: 11173] Dienst/afdeling: JZ ontheffing wordt toegestaan. Slechts indien er een feitelijke binding is van de verkeersweg, waardoor het geluid wordt veroorzaakt, met het woongebied is het aanvragen van een ontheffing in een uitleggebied volgens de provincie aan de orde. In het onderhavige geval is hiervan geen sprake. Uitgangspunt van de gemeente Breda en de provincie is dat bij nieuwe woningbouwlocaties aan de rand van de stad geen ontheffingen worden aangevraagd. De VINEX locaties in Breda worden allen ontwikkeld als duurzame woonwijken. In dit verband wordt gewezen op de inmiddels vrijwel voltooide VINEX locatie Westerpark welke is gelegen naast een spoorweg en een rondweg waar ook geen ontheffing is aangevraagd en waar is gekozen voor geluidwallen. Bovendien dienen bij het aanvragen van een ontheffing verkeerskundige, technische, landschappelijke en financiële argumenten te worden aangedragen waarom de geluidbelasting geen 50 dB(A) zou kunnen zijn. Op grond van deze argumenten dient dan te worden aangetoond waarom een ontheffing wordt gevraagd. Dergelijke argumenten zijn niet aanwezig en zodoende zijn er dan ook geen redenen aanwezig om voor Nieuw Wolfslaar als nieuwe duurzame woonwijk een ontheffing aan te vragen. Concluderend wordt gesteld dat met betrekking tot de hoogte van de geluidwal diverse alternatieven zijn onderzocht en dat deze alternatieven niet uitvoerbaar zijn of geen oplossing bieden. Ook zijn geen redenen aanwezig een ontheffing aan te vragen om af te mogen wijken van de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder. Gezien de gestelde randvoorwaarden is duidelijk dat de geluidwal een hoogte dient te hebben van 15 meter en dat is gekozen voor de vorm welke is vastgelegd in het definitief ontwerp van mei 1999. Ad. 4. de geldigheid van de door gedeputeerde staten afgegeven verklaring van geen bezwaar Door het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant is de gevraagde verklaring van geen bezwaar afgegeven op 9 juli 1999. Daarbij is de wettelijke termijn van 8 weken om op het verzoek om een verklaring te beslissen overschreden. Volgens bezwaarden zou sprake zijn van een zogeheten fictieve weigering en dient de gevraagde verklaring als geweigerd te worden beschouwd. Op grond van vaste jurisprudentie blijft het college van gedeputeerde staten na een fictieve weigering bevoegd tot het nemen van een beslissing op het verzoek. Er is dan ook sprake van een rechtsgeldige verklaring van geen bezwaar. De verklaring van geen bezwaar van 9 juli 1999 is integraal meegenomen bij de besluitvorming van 30 september 1999 tot het verlenen van vrijstelling. Wellicht ten overvloede wordt opgemerkt dat het college van gedeputeerde staten bij de afgifte van de verklaring van geen bezwaar is uitgegaan van de meest recente stukken waaronder het definitief ontwerp van de geluidwal van mei 1999. Concluderend wordt gesteld dat sprake is van een rechtsgeldige verklaring van geen bezwaar welke onder meer is gebaseerd op het definitief ontwerp van mei 1999. De verklaring van geen bezwaar is integraal meegenomen bij de totstandkoming van het vrijstellingsbesluit van 30 september 1999. Ad. 5. de noodzaak van een aanleqverqunninq Op grond van artikel 21, derde lid jo artikel 14 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening kan bij een voorbereidingsbesluit een aanlegvergunningstelsel worden opgenomen. Van deze mogelijkheid kan gebruik worden gemaakt als dat noodzakelijk is om te voorkomen dat een terrein minder geschikt is voor de realisering van de toekomstige bestemming. In het toekomstige plan is het de bedoeling dat er in het door de geluidwal te beschermen gebied woningen worden gebouwd. De geluidwal moet dus niet voorkomen dat het gebied minder geschikt, maar juist geschikter wordt voor de nieuwe bestemming, het wonen. Gezien de tekst van artikel 21, derde lid van de Wet op de Ruimtelijke Ordening verzet zich dit artikel juist tegen het opnemen van een aanlegvergunningenstelsel indien er sprake is van een grotere geschiktheid. -1-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2000 | | pagina 135