Gemeente Breda
Raadsvoorstel
Registratienr: 11173]
Dienst/afdeling: JZ
worden dat belanghebbenden door de gevolgde procedure en de wijze van communicatie niet
in hun belangen zijn geschaad.
Met betrekking tot de reactie op de eerdere bedenkingen wordt opgemerkt dat uitvoerig op
alle ingebrachte bedenkingen en bezwaren is ingegaan. Hiernaar wordt dan ook verwezen.
Ad. 8. de gevolgen voor de Bavelse molen
Bij de aanvang van de ontwikkeling van de VINEX locatie Nieuw Wolfslaar is een aantal zaken
uitgezocht met betrekking tot de molen. Hierbij is de vereniging De Hollandsche Molen al in een
vroeg stadium betrokken. Deze vereniging heeft gewezen op een molenbiotoop. Het hanteren
van een biotoop zou betekenen dat binnen een afstand van ruim 800 meter rondom de molen
niet gebouwd mag worden en dat de VINEX locatie zodoende niet zoals gepland gerealiseerd
zou kunnen worden. Aan de eerder genoemde uitgangspunten (bouwen op hoge delen, de
opwaardering van de Bavelse Leij en het handhaven van de bestaande bebouwing) zou dan
immers niet meer kunnen worden voldaan.
Uit onderzoek door de gemeente Breda is gebleken dat de belangen van de molen niet
beschermd worden door een provinciale verordening. De provincie Noord-Brabant heeft de
molenbiotoop namelijk niet vastgelegd in een molenverordening. De betreffende molenbiotoop
is zodoende niet wettelijk beschermd. De mogelijkheid bestaat om in het bestemmingsplan,
waar de molen onderdeel van uitmaakt, een molenbeschermingszone op te nemen. In het
vigerende bestemmingsplan "Korenmolen De Hoop" van 1997 van de voormalige gemeente
Nieuw Ginneken is een dergelijke zone niet opgenomen. In de afweging tussen het
volkshuisvestingsbelang dat is gemoeid met de aanleg van de nieuwe woonwijk en het belang
van de molen heeft het belang van de aanleg van de woonwijk geprevaleerd.
Gezien het feit dat de molen als Rijksmonument belangrijk is en gelet op de vrees van de heer
Van Riel van de Bavelse molen voor een afname van de windsnelheid en het optreden van meer
turbulentie bij de molen, is besloten om de situatie op het gebied van de windstromen in beeld
te brengen. In overleg met de heer Van Riel en de Vereniging De Hollandsche Molen is besloten
het adviesbureau Peutz in te schakelen. Met de gehanteerde onderzoeksmethode is door allen
ingestemd. Het onderzoek is gebeurd aan de hand van een windtunnelonderzoek. Doel van het
onderzoek is geweest het inventariseren van het windklimaat (windsnelheid en turbulentie) bij
de molen in de huidige en de nieuwe situatie.
In het onderzoek van 15 september 1999 wordt geconcludeerd dat het functioneren van de
molen ten gevolge van de realisatie van de geluidwal weliswaar wordt beïnvloed doch dat,
indien binnen een afstand van 300 a 350 meter vanaf de molen geen bomenbegroeiing op de
geluidwal plaatsvindt de effecten op de gemiddelde windsnelheid bij de molen beperkt zijn
(maximaal 2% afname). Windtechnisch bezien dient de geluidwal zo glad mogelijk uitgevoerd
te worden waarbij wordt aangetekend dat een 1 a 1,5 meter hoge dichte begroeiing tegen de
geluidwal aan de zijde van de woonwijk is toegestaan. Met betrekking tot de gevolgen op het
gebied van turbulentie wordt, in de conclusies naar aanleiding van een nader onderzoek op dit
gebied welke zijn verwoord in een brief van adviesbureau Peutz van 24 januari 2000
aangegeven dat verwacht wordt dat de turbulentie met een geluidwal (zonder hogere
beplanting) lager zal zijn dan het geval is in de huidige situatie zonder geluidwal.
Op basis van de uitgevoerde onderzoeken adviseert adviesbureau Peutz om zo min mogelijk
hoge beplanting op de geluidwal te plaatsen en te bezien of beplanting in de vorm van
aaneengesloten laagblijvend groen tot de mogelijkheden behoort.
Het concept en het definitieve rapport van 15 september 1999 zijn besproken met betrokkenen.
Daarbij is noch door Van Riel noch door de Vereniging De Hollandsche Molen de gehanteerde
onderzoeksmethode in twijfel getrokken. Echter, in de reactie van de heer Van Riel en de
Vereniging op het concept verslag wordt het gehele onderzoek ter discussie gesteld. Onder meer
wordt gesteld dat het onderzoek niet is uitgevoerd met behulp van een Reynolds geschaalde
modelproef. Adviesbureau Peutz is naar aanleiding van de reactie van de heer Van Riel en de
Vereniging om advies gevraagd. Het gevraagde advies is opgenomen in een brief van 5 januari
2000 Adviesbureau Peutz geeft aan dat een dergelijk model aan de orde zou zijn indien de
-9-