Gemeente Breda Raadsvoorstel Registratienr: 11287] Dienst/afdeling: JZ Betreft: Inleiding Motivering Toelichting Voorste! Agendapuntnummer 49 Aantal bijlagen: Voorstel tot delegatie van de bevoegdheid ingevolge artikel 19, lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) aan burgemeester en wethouders. Met ingang van 3 april 2000 treedt de wijziging van de WRO in werking. Eén van de wijzigingen is dat de gemeenteraad bevoegd is om op grond van artikel 19 lid 1 vrijstelling te verlenen. Voorgesteld wordt dat uw raad deze bevoegdheid onder voorwaarden delegeert aan het college van burgemeester en wethouders. Te besluiten tot delegatie van de bevoegdheid om vrijstelling te verlenen ingevolge artikel 19, lid 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). Op 3 april 2000 treedt de wijziging van de WRO in werking. Eén van de meest in het oog springende veranderingen betreft de wijziging van de vrijstellingsbepaling ex artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). Zoals u bekend, schept artikel 19 WRO de mogelijkheid om vrijstelling te verlenen van bestemmingsplannen teneinde medewerking te verlenen aan bouwplannen en/of voornemens tot wijziging van het gebruik van gronden/gebouwen. Zolang de herziening van het bestemmingplan nog niet is vastgesteld, beslist in de huidige situatie de gemeenteraad omtrent de verlening van deze vrijstelling, indien ten minste een vijfde van de leden daartoe de wens te kennen heeft gegeven. In de huidige en de vorige zittingsperiode heeft u in enkele gevallen van deze bevoegdheid gebruik gemaakt. Driedeling in nieuwe wetgeving Het nieuwe artikel 19 WRO bevat een driedeling, dat wil zeggen dat er drie categorieën (bouw)plannen c.q. vrijstellingsverzoeken worden onderscheiden. Het oude artikel 19 WRO vervalt. Artikel 19 lid 1 Voorwaarde bij het gebruik maken van deze vrijstellingsbevoegdheid is dat dit project moet zijn voorzien van een "goede ruimtelijke onderbouwing". Onder een goede ruimtelijke onder bouwing wordt in het nieuwe artikel 19 bij voorkeur een gemeentelijk of intergemeentelijk structuurplan verstaan. Indien er geen structuurplan is of wordt opgesteld, wordt bij een ruimtelijke onderbouwing in elk geval ingegaan op de relatie met het geldende bestemmings plan, dan wel wordt er gemotiveerd waarom het te realiseren project past binnen de toe komstige bestemming van het betreffende gebied. De wetgever beschouwt deze nieuwe "zelfstandige projectprocedure" als een mogelijkheid om projecten te realiseren naast en los van het bestemmingsplan. Om deze reden wordt de bevoegdheid om vrijstelling te verlenen, in tegenstelling tot de huidige WRO, toegekend aan de gemeenteraad. Het nieuwe artikel 19 WRO biedt echter uitdrukkelijk de mogelijkheid voor de gemeenteraad om de vrijstellingsbevoegdheid te delegeren aan burgemeester en wethouders. Het is aan de gemeenteraad om te bepalen in welke gevallen hiervan gebruik wordt gemaakt. Het woord "zelfstandig" betekent dat deze bevoegdheid kan worden gehanteerd zonder dat een voorbereidingsbesluit of een ter visie gelegd ontwerpbestemmingsplan nodig is. Deze bevoegdheid kan alleen gebruikt worden als het bestemmingsplan niet ouder dan 10 jaar is danwel als Gedeputeerde Staten hebben verklaard dat een plan dat ouder is toch nog aktueel is. -1-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2000 | | pagina 240