Gemeente Breda
Raadsvoorstel
Registratienr: 11287]
Dienst/afdeling: JZ
Artikel 19 lid 2
Onder dit lid vallen die categorieën van (bouw)plannen die daartoe door Gedeputeerde Staten
worden aangewezen in een door de provincie vast te stellen "algemene verklaring van geen
bezwaar". In die verklaring wordt overigens wèl geregeld in welke gevallen een afzonderlijke
verklaring van geen bezwaar blijft vereist. Een voorbereidingsbesluit of een ter visie gelegd
ontwerp-bestemmingsplan blijft hier voor nodig.
De vrijstelling dient eveneens te zijn gebaseerd op een "goede ruimtelijke onderbouwing".
Burgemeester en wethouders worden aangewezen als bevoegd orgaan. Deze bevoegdheid is
vergelijkbaar met de huidige artikel 10 procedure.
Artikel 19 lid 3
Onder dit lid vallen categorieën van (bouw)plannen die zijn vermeld in artikel 20 van het Besluit
op de Ruimtelijke Ordening.
Deze zijn in zekere zin vergelijkbaar met de plannen die thans (nog) onder de werking van
artikel 18a WRO vallen. Artikel 18a WRO, welk artikel zuiver bedoeld is om vrijstelling te
verlenen voor zogenaamde "planologische kruimelgevallen", is dan ook begrijpelijkerwijs uit de
wet geschrapt. Nieuw is de mogelijkheid om vrijstelling te verlenen van de gebruiksbepalingen
van het bestemmingsplan tot een oppervlakte van maximaal 1500 m2.
Burgemeester en wethouders worden ook hier aangewezen als bevoegd orgaan.
Wij zijn op dit moment bezig met het voorbereiden van beleidsregels waarin wij aangeven hoe
wij met deze bevoegdheid willen omgaan. Deze zullen ter bespreking in de commissie
Ruimtelijke Ordening worden gebracht.
Het voorliggend voorstel betreft uitsluitend de bevoegdheid om vrijstelling te
verlenen op grond van artikel 19 lid 1 van de WRO. In het volgende gaan wij hier
nader op in.
Krachtens het huidige artikel 19 (lid 3) WRO worden op dit moment (bouw)plannen, waarvoor
vrijstelling ex artikel 19 WRO is vereist, onverwijld aan de raad gemeld. Van deze meldingsplicht
zijn uitgezonderd plannen die passen binnen een inmiddels door de raad vastgesteld (nieuw)
bestemmingsplan. Het nieuwe artikel 19 kent evenwel geen meldingsplicht meer.
Het nieuwe artikel 19 WRO deelt de bevoegdheid tot het verlenen van vrijstelling toe aan de
gemeenteraad met de expliciete mogelijkheid dat de raad deze delegeert aan burgemeester en
wethouders. In zekere zin is dit het spiegelbeeld van de huidige situatie waarin burgemeester en
wethouders bevoegd zijn tenzij tenminste 1/5 van de leden van uw raad aangeeft dat zij de
beslissing aan de raad willen houden.
Deze bevoegdheidsverdeling blijkt in de praktijk goed te werken. Hierin blijkt een goed
evenwicht aanwezig tussen het belang van de raad om intensief betrokken te zijn bij belangrijke
vrijstellingsbesluiten en de noodzaak om procedures niet onnodig lang te laten duren zodat snel
op initiatieven kan worden ingespeeld. "Standaard" is dat ons college bevoegd is en dat slechts
in enkele, bijzondere, gevallen u deze bevoegdheid aan u houdt. Het tijdsverschil tussen beide
procedures bedraagt al snel 4 tot 6 maanden ten nadele van de procedure waarin u het
beslissende orgaan bent. Belangrijk is verder dat door deze werkwijze de belasting van uw raad
beperkt blijft tot de bestuurlijk meest belangrijk geachte besluiten.
In dit kader is tenslotte nog het volgende voor u van belang.
Het aantal (bouw)plannen c.q. vrijstellingsverzoeken dat onder de reikwijdte van artikel 19 lid 1
komt te vallen, is sterk afhankelijk van de inhoud van de ingevolge artikel 19 lid 2 door de
Provincie vast te stellen "algemene verklaring van geen bezwaar". Wij verwachten echter dat
het zal gaan over een aanzienlijk aantal.