Gemeente Breda Registratienr: 11353]
RaadsvoorstelDienst/afdeling: BRANDWEER
Agendapuntnummer 54 Aantal bijlagen:
Betreft:
Vaststellen stichtingsbudget nieuwbouw dienst Brandweer
Inleiding
Door de raad zijn de stichtingskosten van de nieuwbouw van de dienst Brandweer aan de
Tramsingel/Lunetstraat vastgesteld op fl. 22.250.000,-. De benodigde kredieten zijn daartoe
inmiddels gevoteerd. Tijdens de bouw zijn er claims ontstaan als gevolg van bouwomissies en
bouwtijdvertraging zonder dat er van de kant van de gemeente sprake is geweest van aanvullende
meerwerkopdrachten. De hoogste claim is neergelegd door de aannemer. Besloten is om met de
aannemer tot een minnelijke schikking te komen. Over de hoogte van het bedrag zijn wij en de
aannemer het eens behoudens instemming door de raad.
Voorstel
1. De stichtingskosten van de nieuwbouw van de dienst brandweer aan de
Tramsingel/Lunetstraat vast te stellen op fl. 22.866.875,-
2. Voor de financiering van het tekort aan stichtingskosten, een aanvullend krediet van fl.
616.875,- ter beschikking te stellen.
3. In de dekking van het onder 2. genoemde krediet te voorzien door deblokkering ter
grootte van fl. 500.000,- uit de geblokkeerde middelen in de algemene reserve voor p.m.
risico's en een eenmalige extra afschrijving van fl. 116.875,- ten laste van het resultaat
van de rekening 1999.
4. Akkoord te gaan met de met de aannemer bereikte minnelijke schikking.
Motivering/Toelichting
In eerdere rapportages is de commissie Algemene Zaken vertrouwelijk geïnformeerd over de
problematiek van de nieuwbouw van de dienst brandweer.
Op hoofdlijnen komt deze problematiek op het volgende neer:
In oktober 1997 blijkt dat als gevolg van omissies in het bestek en bouwtijdvertraging een
budgetoverschrijding aan de orde zou kunnen zijn. Zulks is aangekaart bij de directievoerder.
Deze trad in overleg met de aannemer. Partijen konden echter niet tot een oplossing komen.
Gelet op de omvang van de claims en het feit, dat de gemeente aansprakelijk werd gehouden
voor betaling van die claims is eind 1997 de stadsadvocaat ingeschakeld teneinde de diverse
claims te beoordelen. Aldus zou tot een financieel plaatje kunnen worden gekomen, waarin het
door de gemeente te lopen financiële risico in beeld werd gebracht. De conclusie van de
stadsadvocaat in haar notitie van 23 april 1998 was, dat de gemeente zowel ten aanzien van
overschrijding van de planning als ten aanzien van de besteksomissies en de daaruit
voortvloeiende meerkosten niet verantwoordelijk was. Dit betekent niet, dat er geen kosten
voor rekening van de gemeente zouden kunnen komen ofwel in het kader van
onderhandelingen (het zogenaamde "wisselgeld") ofwel in het kader van een
arbitrageprocedure (het zogenoemde "procesrisico, bewijsproblematiek e.d."). Voor wat betreft
het laatste werd ingeschat dat de vorderingen van de gemeente meer dan 50% kans van slagen
hadden.
Opgemerkt werd hierbij, dat bepaalde kosten niet verhaalbaar zullen blijken, als deze schade
niet als schade kan worden gekwalificeerd. Hiermee wordt bedoeld dat de gemeente in deze zin
geen schade lijdt ten aanzien van besteksomissies welke voorzieningen betreffen, die, indien zij
correct in het bestek zouden zijn voorgeschreven, ook geleid zouden hebben tot een hogere
aanneemsom. Er is dan slechts sprake van schade indien het kosten betreft die uitgaan boven
het bedrag dat het betreffende onderdeel zou hebben gekost als het in de aanneemsom zou
zijn inbegrepen. Weliswaar is de gemeente hierdoor de mogelijkheid ontnomen op andere
posten bezuiniging door te voeren. Daarnaast is het zo, dat de wederpartij geen volledig
verhaal biedt vanwege een uitsluitingsclausule. Zo is bijvoorbeeld een architect maar tot een
gelimiteerd bedrag schadeplichtig, terwijl de daadwerkelijke door de architect veroorzaakte
schade veel hoger kan liggen.
-1-