Toelichting op de verordening Inleiding Tijdens de tweede evaluatie van de Wvg is bij de kamerbehandeling naar voren gekomen dat niet in alle gemeenten sprake was van een voldoende betrokkenheid van alle bij de Wvg betrokken partijen bij de uitvoering van het gemeentelijk gehandicaptenbeleid. Daarom is met ingang van 1 april 2000 de wet gewijzigd en is in een afzonderlijk artikel (la) bepaald dat de gemeente regels moet vaststellen gericht op de vormgeving van cliëntenparticipatie bij de uitvoering van de Wvg. Tijdens de Kamerbehandeling van dit wijzigingsvoorstel is via een amendement de betekenis ervan aangepast. Waar het eerst de bedoeling was om alleen participatie bij de uitvoering van de Wvg te regelen is de participatie nu uitgebreid tot het totale gemeentelijk gehandicaptenbeleid. Omdat de Bredase Wvg-prakijk van het begin af aan al een begeleidingscommissie Wvg kent waarbinnen de participatie gewaarborgd is heeft de wetswijziging materieel weinig betekenis. De belangrijkste wijziging is dat de leden vanaf dit moment in aanmerking gaan komen voor een vergoeding voor hun advieswerk. Formeel heeft de wetswijziging tot gevolg dat er een gemeentelijke verordening moet komen waarin de bevoegdheden over en weer geregeld zijn. Omdat de Bredase praktijk langs verschillende wegen al betrokkenheid bij het beleid kent van gehandicaptenorganisaties is er ook niet voor gekozen om hier nu een andere structuur voor op te zetten. Uitgangspunt blijft dat de begeleidingscommissie Wvg zich richt op de uitvoering van het de Wvg en het Wvg-beleid. Betrokkenheid bij ander gemeentelijk gehandicaptenbeleid loopt langs de andere daarvoor aanwezige kanalen. 1. Relatie tussen Participatieraad en begeleidingscommissie Wvg Op dit moment is de participatieraad vertegenwoordigd in de begeleidingscommissie Wvg. Dit is gebeurd op verzoek van de directeur om de betrokkenheid bij de Wvg te verhogen. Nu de Wvg gewijzigd is en de wet zelf de participatie voorschrijft is het logisch dat de verantwoordelijkheden van beide adviescommissies gescheiden worden. Daarbij richt de begeleidingscommissie zich op de Wvg en de participatieraad op alle regelingen betreffende burgers met een minimum inkomende. 2. Opzet en werking van de commissie De begeleidingscommissie Wvg is geen nieuwe commissie maar een commissie die al jaren functioneert. Daarom is ervoor gekozen om te kijken in hoeverre het mogelijk is om de verordening zodanig op te stellen dat zoveel mogelijk de bestaande werkwijze gehandhaafd kan blijven. Uitgangspunt is daarom dat net als nu de vergaderingen bijgewoond worden door de beleidsmedewerker Wvg en het hoofd van de afdeling Wvg. Op die manier kan in een vroeg stadium allerlei informatie over en weer uitgewisseld worden. Ook kunnen voornemens om tot beleidswijziging te komen in een pril stadium al besproken worden. Ook kunnen de leden goed geïnformeerd blijven over de uitvoering van de Wvg en de ontwikkelingen die zich daarbij voordoen. Omdat ambtenaren natuurlijk geen lid van de commissie kunnen zijn worden zij formeel door de commissie uitgenodigd om de vergaderingen bij te wonen. De commissie kan op basis van deze verordening formeel om advies gevraagd worden door het college. In de huidige praktijk geeft de commissie veelal advies op ambtelijke stukken die nog niet formeel door het college zijn vastgesteld. In de praktijk is het de bedoeling om deze werkwijze zoveel mogelijk te handhaven. Hierdoor kunnen voornemens al in een conceptstadium voorgelegd worden. De formele advisering kan dan later veelal eenvoudig afgedaan worden. Aanloog aan de praktijk van de participatieraad is voorzien in administratieve ondersteuning van de commissie. 3. Financiën De leden zullen voortaan een vergoeding ontvangen voor de kosten voortvloeiend uit het lidmaatschap conform de gemeentelijke regeling hiervoor. 4. Artikeisgewijze toelichting 5

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2000 | | pagina 462