Gemeente Breda Raadsvoorstel Registratienr: [8601] Dienst/afdeling: RME/JZ Door de gemeente Nieuw-Ginneken werd in oktober 1996 een concept-uitwerkingsplan Kraaijenberg van het bestemmingsplan Kraaijenberg opgesteld. Op basis van de bij het concept-uitwerkingsplan behorende voorschriften werd, voor het bouwplan van 1x4 en 1x6 aaneengebouwde woningen op het perceel direct gelegen achter en schuin achter de woning van verzoeker, bij besluit van 19 november 1996 bouwvergunning verleend. Hierbij werd toepassing gegeven aan het bepaalde in artikel 3.l.5.a van de voorschriften van het concept-uitwerkingsplan, zijnde een vrijstellingsbevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders tot het mogen bouwen van maximaal zes aaneengebouwde woningen) De gerealiseerde woningen hebben twee bouwlagen met een goothoogte van 5,50 m en een terugliggende zolder. Bij besluit van 19 juni 1997 werd aan de heer de Bont vergunning verleend voor de bouw van een woning op het perceel Kraaijenbergsestraat 11Ook hierbij werd om medewerking te kunnen verlenen aan de gevraagde bouwvergunning, toepassing gegeven aan de in het concept-uitwerkingsplan Kraaijenberg opgenomen regelgeving. In zijn verzoek om planschadevergoeding stelt de heer de Bont dat er achter en schuin achter zijn woning een ander woningbouwplan is gerealiseerd dan aanvankelijk was toegestaan volgens het vigerende bestemmingsplan Kraaijenberg. Door de realisering van aaneengesloten woonbebouwing (1x4 en 1x6 aaneengebouwde woningen) en het daardoor ontstane massale bouwvolume wordt het uitzicht ernstig belemmerd achter en schuin achter zijn woning. Bovendien is hij van oordeel dat door het aanbrengen van een derde bouwlaag de privacy fiks wordt aangetast. Een en ander heeft naar zijn oordeel een forse waardevermindering van zijn pand tot gevolg. Met betrekking tot het ingediende verzoek om planschade merken wij het volgende op. Een van de in artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening genoemde voorwaarden om een beroep op planschade te kunnen doen is dat er een wijziging van het voorheen geldende planologisch regime moet hebben plaatsgevonden. In het onderhavige geval is hiervan echter geen sprake. Immers in het onherroepelijke bestemmingsplan Kraaijenberg is voor het onderhavige perceel de bestemming "Woongebied (nader uit te werken) W-U" opgenomen. Op basis van het door de gemeente opgestelde concept-uitwerkingsplan Kraaijenberg van het bestemmingsplan Kraaijenberg werd zoals hiervoor vermeld medewerking verleend aan de ingediende bouwaanvragen. De bouwaanvragen zijn gehonoreerd binnen de in de bij dit concept-uitwerkingsplan gegeven voorschriften. Door de heer de Bont wordt de terugliggende zolder aangemerkt als een derde bouwlaag. In de voorschriften van het concept-uitwerkingsplan Kraaijenberg is in artikel 1 begripsbepalingen onder lid 5 bouwlaag als volgt gedefinieerd: "Een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van onderbouw en zolder. Zoals hiervoor reeds vermeld werd op de gerealiseerde woningen een terugliggende zolder aangebracht, zodat in tegenstelling tot de mening van verzoeker er geen sprake is van een derde bouwlaag. De hoogte goothoogte) Artikel 2 Wijze van meten voorschriften concept-uitwerkingsplan Kraaijenberg) van de gerealiseerde woningen bedraagt 5,50 m en dus geen 8,50m. Gezien het hiervoor vermelde kan in tegenstelling tot de mening van de verzoeker de zolder niet aangemerkt worden als een derde bouwlaag. In plaats van de gerealiseerde terugliggende zolder had er ook een kap kunnen worden aangebracht al dan niet in combinatie met dakkapellen en/of dakterrassen met een qua ruimtelijke invloed c.q. aantasting van de privacy vergelijkbaar resultaat. Omdat het woningbouwplan is gerealiseerd op basis van de voorschriften van het concept- uitwerkingsplan Kraaijenberg en binnen de in de regelgeving van de bestemming Woongebied -2-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Bijlagen bij de notulen van de gemeenteraad | 2000 | | pagina 654