Gemeente Breda
Raadsvoorstel
Registratienr: 12584]
Dienst/afdeling: JZ
Agendapuntnummer 141
Aantal bijlagen: -
Betreft:
bezwaar van C. Hoetmer van Dorssen tegen hoogte schadevergoeding ten gevolge van
bestemmingsplan 'Chaamseweg-Chaamsebaan"
Inleiding
Op 24 september 1998 besloot uw raad aan mevoruw C.M. Hoetmer van Dorssen een
planschadevergoeding toe te kennen van f 35.000,- en een wettelijke rente van f 2.333,96.
Tegen de hoogte van de vergoeding maakt zij vooral bezwaar omdat geen rekening is
gehouden met door haar voor deskundige bijstand gemaakte kosten en omdat de
schadebeoordelingscommissie naar haar mening op onjuiste wijze door de gemeente zou zijn
beïnvloed. De commissie voor bezwaar-en beroepschriften hield op 31 maart 1999 een
hoorzitting en bracht daarna advies uit. Het verslag van die hoorzitting is bij de stukken
gevoegd. Op 24 juni 1999 besloot u, overeenkomstig het advies van de commissie, het bezwaar
gedeeltelijk gegrond en voor het overige ongegrond te verklaren in die zin dat de
planschadevergoeding alsnog met een bedrag van f 712,- wordt verhoogd. Tegen dat besluit
ging mevrouw Hoetmer van Dorssen in beroep. In beroep heeft de rechtbank te Breda uw
besluit vernietigd en u opgedragen om een nieuw besluit te nemen op het bezwaarschrift. Van
een tweede hoorzitting heeft mevouw C.M. Hoetmer van Dorssen afgezien.
Voorstel
Wij stellen u voor om overeenkomstig het advies van de commissie voor bezwaar- en
beroepschriften, dat integraal onder de rubriek Motivering/Toelichting is opgenomen, te
beslissen.
Motivering/Toelichting
De commissie voor bezwaar- en beroepschriften heeft het volgende overwogen.
Uw besluit voldeed niet aan het vereiste van artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht
(hierna: Awb) omdat de motivering niet deugdelijk was.
Krachtens artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) kent de
gemeenteraad indien en voorzover blijkt dat een belanghebbende tengevolge van de
bepalingen van een bestemmingsplan schade lijdt of zal lijden, welke redelijkerwijs niet of niet
geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of niet voldoende door
aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd, hem op zijn verzoek een naar billijkheid te
bepalen schadevergoeding toe.
Uit het oogpunt van een zorgvuldige voorbereiding van een beslissing omtrent een verzoek om
schadevergoeding is ter beoordeling van de aanvraag advisering van een onafhankelijke
deskundige in het algemeen noodzakelijk. Deze advisering heeft plaatsgevonden door de
Stichting Adviesburo Onroerende Zaken (hierna: SAOZ) te Rotterdam bij brief van 30 juli 1998,
kenmerk 981943.
Voor de boordeling van een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 49 van de WRO
dient te worden bezien of er sprake is van een wijziging van het planologisch regime waardoor
eiser in een nadeliger positie is komen te verkeren, waardoor hij schade lijdt of zal lijden.
Hiertoe dienen de beweerdelijk schadeveroorzakende planologische maatregelen te worden
vergeleken met het voordien geldend planologisch regime.
1. Het verzoek om schadevergoeding zou volgens bezwaarde te beperkt zijn opgevat omdat
hierin ook de schade als gevolg van het bestemmingsplan 'Verkeerswegen' moet worden
begrepen. Zoals uit het advies van SAOZ d.d. 30 juli 1998, kenmerk 981943, blijkt, is ook dat
bestemmingsplan in de beoordeling van het planschadeverzoek betrokken (bladzijden 7 tot en
met 9).
-1-